Een caféhouder zou een Bibob-advies hebben gedeeld met RTV Oost naar aanleiding van afwijzing van zijn aanvraag voor een drank- en horeca vergunning. RTV Oost meldt in een artikel een vertrouwelijk Bibob-rapport te hebben ingezien waarin wordt geconcludeerd dat de caféhouder niet in verband kan worden gebracht met strafbare feiten. Toch weigert de gemeente de vergunningsaanvraag, omdat twee medewerkers en een investeerder in het verleden zijn veroordeeld. De medeverdachte heeft verklaard dat hij wist dat op het Bibob-advies een geheimhoudingsplicht rustte, maar dat hij het met RTV Oost heeft gedeeld om handelen van de gemeente aan de kaak te stellen. De caféhouder wordt strafrechtelijk vervolgd voor het schenden van zijn wettelijke geheimhoudingsplicht. Door het hof is hij hiervoor veroordeeld. De caféhouder gaat in cassatie omdat de personen over wie informatie is gedeeld toestemming hebben gegeven om de informatie te delen en dat voor een dergelijke schending ook sprake dient te zijn van een klacht.

Het hof is van oordeel dat de geheimhoudingsplicht in dit geval niet alleen ziet op de schending van privacy van derden, maar ook in dienst staat van het publieke belang. Het hof heeft vastgesteld dat het in de tenlastelegging bedoelde “Bibob-advies” vertrouwelijke gegevens bevat met betrekking tot derden – te weten gegevens over veroordelingen van twee medewerkers van de verdachte en een investeerder – en dat de verdachte en de medeverdachte dit advies aan een journalist hebben verstrekt. Op grond daarvan heeft het hof geoordeeld dat de verdachte de wettelijke geheimhoudingsplicht van artikel 28 lid 1 Wet Bibob heeft geschonden. De wederrechtelijkheid van het handelen van verdachte wordt volgens het hof niet weggenomen door de (eventuele) toestemming van degene over wie informatie is gedeeld. Dat er volgens de caféhouder toestemming zou zijn verleend door de desbetreffende personen voor het verstrekken van het Bibob-advies doet daar dus niets aan af.

Het hof heeft verder geoordeeld dat voor de vervolging van de verdachte voor dit feit geen klacht was vereist. In dat verband heeft het hof overwogen dat een schending van de in artikel 28 lid 1 Wet Bibob bedoelde geheimhoudingsplicht ook het algemeen belang raakt, in die zin dat het doel van de Wet Bibob beter wordt gediend als instanties en personen die informatie verstrekken aan de opstellers van een Bibob-advies ervan uit kunnen gaan dat die informatie vertrouwelijk blijft.

Volgens de Hoge Raad is het oordeel van het hof – waarin besloten ligt dat met de openbaring van deze informatie een publiek wordt geschonden dat prevaleert boven het belang van de persoon tegen wie het feit is gepleegd – juist. De Hoge Raad laat het oordeel in stand en verwerpt het cassatie beroep van de caféhouder.

Hoge Raad 5 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:302.

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2024:302