Aan belanghebbende is een boete opgelegd van € 750 ter zake het niet (tijdig) verstrekken van inlichtingen voor de kinderopvangtoeslag. In hoger beroep is in geschil of de boete terecht is opgelegd.

Belanghebbende heeft na een verzoek om kinderopvangtoeslag een voorschot ontvangen van € 16.578. De Belastingdienst/Toeslagen heeft om stukken verzocht teneinde de toeslag (definitief) vast te stellen. Belanghebbende heeft niet de gevraagde stukken opgestuurd. De Belastingdienst/Toeslagen heeft de kinderopvangtoeslag definitief berekend op nihil en heeft aan belanghebbende een boete opgelegd van € 750. De Belastingdienst/Toeslagen stelt zich hierbij op het standpunt dat, gelet op de hoogte van het bedrag, sprake is van een uitzonderlijk geval zodat kan worden afgeweken van de standaardboete.

De Afdeling constateert dat ten tijde van het opleggen van de boete de beleidsregels ter zake van de boetebepalingen reeds waren gewijzigd. Ingeval op het moment van inwerkingtreding van de nieuwe bepalingen nog geen boete is opgelegd of de boetebeschikking nog niet onherroepelijk vaststaat, dienen de voor belanghebbende meest gunstige beleidsregels te worden toegepast. Dit is in overeenstemming met het zogenoemde lex mitior-beginsel.

De Afdeling overweegt voorts dat de nieuwe beleidsregels specifiek beleid bevatten voor het opleggen van een boete wegens niet of niet tijdig verstrekken van gegevens en inlichtingen die van belang kunnen zijn om de hoogte van de toeslag te kunnen bepalen. Nu vaststaat dat belanghebbende in de referentieperiode voorafgaand aan het moment van overtreding niet hetzelfde voorschrift heeft overtreden, dient conform het nieuwe beleid te worden volstaan met een waarschuwing. De Belastingdienst/Toeslagen heeft niet deugdelijk gemotiveerd dat sprake is van een uitzonderlijk geval op grond waarvan sowieso een boete mocht worden opgelegd. De hoogte van de terug te vorderen toeslag is weliswaar aanzienlijk, maar gegeven de bedragen die veelal zijn gemoeid met dergelijke toeslagen niet zo hoog dat van een uitzonderlijk geval sprake is. De Afdeling acht het hoger beroep gegrond en vernietigt de boete.

Raad van State, 4 november 2015

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2015:3363