De inspecteur heeft aan belanghebbende, een commanditaire vennootschap, een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd met een vergrijpboete van € 39.773.

Aan belanghebbende is een vergrijpboete opgelegd ter zake van grove schuld. Belanghebbende doet zelf de loonadministratie en wist dat de heer X in de loonadministratie was opgenomen. Het is belanghebbende, als inhoudingsplichtige, bekend, althans het had bekend moeten zijn, dat het fiscaal niet is toegestaan om “zomaar” bedragen aan een werknemer te verstrekken. Belanghebbende heeft geen afspraken gemaakt met X over de aan hem betaalde/voorgeschoten bedragen (een vordering en een afkoopsom) en heeft geen aantoonbare invorderingsactiviteiten ontplooid om de vordering te incasseren. Dit is te wijten aan belanghebbende.

Het Hof is – evenals de Rechtbank – van oordeel dat er sprake was van een dienstbetrekking tussen X en belanghebbende. Het Hof is van oordeel dat het belanghebbende redelijkerwijs duidelijk heeft moeten zijn welke feiten ten grondslag liggen aan de boete en de door de inspecteur vastgestelde grove schuld. De bewoordingen van de inspecteur dat het fiscaal niet is toegestaan om zomaar bedragen aan een werknemer te verstrekken laten naar het oordeel van het Hof – in tegenstelling tot de Rechtbank – geen andere conclusie toe dan dat het door de inspecteur beboete feit hetzelfde is als ter zake waarvan feitelijk is nageheven, namelijk het ten onrechte niet afdragen van loonheffingen over de kwijtschelding van een vordering en een betaalde afkoopsom. Het is dan ook niet aannemelijk dat belanghebbende door de wijze waarop de inspecteur de boete heeft toegelicht, in haar verdediging is geschaad.

Naar het oordeel van het Hof heeft de inspecteur aannemelijk gemaakt dat belanghebbende een in laakbaarheid aan opzet grenzende grove nalatigheid kan worden verweten, mede gelet op de omstandigheid dat belanghebbende de loonadministratie zelf verzorgde en X daarin had opgenomen. Het Hof acht een boete van 25% gelet op de ernst van de overtreding en uit een oogpunt van normhandhaving geboden.

Gerechtshof Den Haag 25 april 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:1459

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHDHA:2018:1459