In maart 2016 heeft de Europese Rekenkamer een verslag gepubliceerd met als titel “De aanpak van intracommunautaire btw-fraude: er zijn meer maatregelen nodig”. Een van de veertien aanbevelingen luidde:

“De lidstaten moeten handelaren die betrokken zijn geweest bij frauduleuze ketens een ingebrekestelling toezenden om de toepassing van de jurisprudentie van het Hof van Justitie in de zaken Kittel/Mecsek te vergemakkelijken.”

De Staatssecretaris van Financiën reageerde bij brief van 27 mei 2016 op het verslag. Daarin gaf hij aan dat de Nederlandse Belastingdienst geen ingebrekestellingen stuurt, maar dat gebruik wordt gemaakt van zogenoemde waarschuwingsbrieven. Volgens de Staatssecretaris worden met deze brieven de goedwillende ondernemers beschermd tegen ongewilde deelname aan een fraude en kunnen kwaadwillende ondernemers beter aangepakt worden:

De Nederlandse Belastingdienst waarschuwt een ondernemer reeds (schriftelijk), als het vermoeden bestaat dat die ondernemer betrokken is in een frauduleuze keten. Naar deze brief wordt ook verwezen bij eventuele latere (fiscale en/of strafrechtelijke) procedures. Ook vraagt de Belastingdienst de handelaren dan hun nieuwe leveranciers en afnemers voortaan direct aan de Belastingdienst te melden waardoor we die eerder in beeld krijgen.

Met die brieven worden ondernemers geïnformeerd en bewust gemaakt van mogelijke betrokkenheid in een fraudeketen. Die bewustwording is relevant om goedwillende bedrijven te beschermen tegen ongewilde betrokkenheid in een fraudeketen en het helpt de toepassing van de genoemde jurisprudentie in geval bedrijven toch volharden en in aanraking (blijven) komen met een fraudeketen.

Inmiddels hebben wij meerdere van dergelijke waarschuwingsbrieven voorbij zien komen. In de waarschuwingsbrief staat onder andere dat de betreffende ondernemer bij een partij “goederen heeft aangeschaft waarbij, gelet op de omstandigheden, een sterk vermoeden bestaat dat deze goederen worden verhandeld binnen een keten waarin door tenminste één partij niet aan de btw-verplichtingen wordt voldaan en waarbij sprake is van intracommunautaire btw-carrouselfraude.”

Zo’n waarschuwingsbrief om “de goedwillende ondernemers te beschermen” klinkt mooier dan dat het feitelijk is. Want wat nu als bijvoorbeeld de partij die in de brief wordt genoemd al jarenlang een uitstekende (handels)relatie van u is? Dient u de handel dan per direct te staken?

Indien u de handel stopzet, dan brengt dit (mogelijk enorme) financiële en/of juridische consequenties met zich mee. Indien u de handel niet stopzet, dan kan dit enorme fiscale consequenties met zich meebrengen. Zoals de Staatssecretaris ook in zijn brief schrijft, zal naar een dergelijke waarschuwingsbrief ook worden verwezen bij eventuele latere (fiscale en/of strafrechtelijke) procedures. Wat wordt gepresenteerd als een goedbedoelde waarschuwing, wordt zo toch een vervelende “ingebrekestelling”. Zo zal bij een naheffingsaanslag de inspecteur zich op het standpunt stellen dat hij u nog wel heeft gewaarschuwd; door de brief wist u, of had u moeten weten van de fraude. Het is dan ook kiezen tussen twee kwaden.

Het grote probleem bij de brieven is wat ons betreft dat de Nederlandse Belastingdienst wel “waarschuwt”, maar zich vervolgens onthoudt van enige onderbouwing van de fraude. Voor de ontvanger van de brief is het daardoor niet mogelijk een reële inschatting te maken van de noodzaak om de handelsrelatie te verbreken. Volgens ons is het van tweeën één: de Belastingdienst zou desgevraagd ofwel een concrete toelichting moeten geven, ofwel de waarschuwing moeten intrekken. Naar wij menen handelt hij onrechtmatig, als hij niet ingaat op het verzoek voor het een of het ander te kiezen. Hoe dan ook kan niet lichtvaardig met zo’n waarschuwingsbrief worden omgegaan. Mocht u een dergelijke brief krijgen, neemt u dan gerust contact met ons op om te bezien wat in uw geval wijsheid is.