Alhoewel velen hadden gehoopt dat Trump zijn verkiezingsbeloften niet direct gestand zou doen, is wel gebleken dat hij daarmee inmiddels – vol enthousiasme – is aangevangen. Gelukkig moet gemaakt beleid ook nog daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd. Zo werd de uitvoering van het – veel bekritiseerde – immigratiebeleid waar Trump zijn handtekening onder zette, tot op heden door Amerikaanse rechters geblokkeerd (hetgeen Trump er overigens niet van weerhield zich in woord en geschrift – en dan met name via zijn Twitter-account – nog fanatieker over dit onderwerp uit te laten).

Ook in de Nederlandse politiek kan enig fanatisme worden bespeurd bij het maken van beleid, onder meer waar het gaat om de aanpak van zogenaamde ‘facilitators’. Belastingontduiking en belastingontwijking zijn key words geworden om de ene na de andere maatregel te rechtvaardigen. Een van de nieuwe maatregelen die in dat verband op de politieke agenda staat, is het openbaar maken van vergrijpboetes aan deelnemers. Dit terwijl de vraag kan worden gesteld of hieraan in de praktijk daadwerkelijk behoefte bestaat, nu (ook) hier de ‘uitvoering’, althans het gebruik, van het beboetingsinstrumentarium tot op heden aanzienlijk achterblijft.

Uit openbaar gemaakte stukken, naar aanleiding van recent ingediende WOB-verzoeken, blijkt dat sinds 2014 door de Belastingdienst slechts driemaal een boete werd opgelegd aan een deelnemer. Vanaf het moment van invoering van de medeplegersboete in 2009 tot en met 2013 zou eveneens, slechts driemaal een boete zijn opgelegd. Zes stuks in totaal dus, in ongeveer acht jaar tijd. Bovendien is de in 2014 ingevoerde mogelijkheid om een boete op te leggen aan een ander dan de medepleger (of feitelijk leidinggever/opdrachtgever) – bijvoorbeeld aan de medeplichtige – in het geheel nog niet gebruikt.

Onder die omstandigheden is het opmerkelijk dat vanuit de politiek de duimschroeven toch weer strakker worden aangedraaid. Daarmee neigt dit fanatisme vooral naar symboolpolitiek.

Wat is dan de reden voor dit voorgenomen publicatiebeleid? De betreffende ‘maatregel tegen belastingontduiking’ werd door de Staatssecretaris in de brief van 17 januari 2017 aan de Tweede Kamer aangekondigd. De openbaarmaking van vergrijpboetes die zijn opgelegd aan juridische beroepsbeoefenaren heeft volgens de Staatssecretaris onder meer ten doel om zowel de samenleving als de juridische beroepsgroepen duidelijk te maken ‘dat het adviseren over en implementeren van onaanvaardbare fiscale constructies niet wordt geaccepteerd’ en zou daarmee de generale preventie dienen.

Het is zeer de vraag of in de samenleving en dan met name bij beroepsbeoefenaren, echt het beeld bestaat dat het adviseren over onaanvaardbare fiscale constructies is toegestaan. Dat lijkt ons niet. Adviseert een beroepsbeoefenaar wel op een dergelijke wijze, en heeft hij daarop bovendien ook opzet, dan bestaat bovendien de mogelijkheid van ‘openbare’ strafrechtelijke vervolging. Los van de vraag of de inzet van het strafrecht altijd opportuun is, gaat van de mogelijkheid daartoe een sterkere ‘preventieve’ prikkel uit dan van de mogelijkheid van beboeting.

Ook zou de openbaarmaking van boetes de belastingplichtige in staat stellen zich beter te informeren omtrent de keuze voor een adviseur, aldus de Staatssecretaris. Het feit dat het publiceren van dergelijke boetes daarmee bijna onvermijdelijk resulteert in het beëindigen van de carrière van de beboete adviseur, komt in de motivering van de Staatsecretaris niet aan bod.

De beboete adviseur behoeft naar verwachting niet meer te rekenen op een contract bij een belastingadvieskantoor. Zeker niet bij kantoren die zich hebben aangesloten bij een convenant ‘Horizontaal Toezicht’. In dat geval is het bovendien niet ondenkbaar dat de Belastingdienst zich actief zal uitlaten over het aannemen van een adviseur aan wie een boete werd opgelegd.

Aan de slag als zzp’er dan maar? Ook dat lijkt een weinig realistische optie. Als het aan de Staatssecretaris ligt, kan iedere belastingplichtige straks (online) nagaan of aan de adviseur op wie zijn keuze is gevallen ooit een boete is opgelegd. Is dit het geval en gaat de belastingplichtige toch met de adviseur in zee, dan zal dat hem waarschijnlijk worden tegengeworpen in een eventuele latere discussie over zijn aangiften. Reden genoeg om een dergelijke adviseur niet in de arm te nemen. Daarmee is iedereen die de weg naar het internet, althans een andere openbare bron, kan vinden, als potentiële cliënt uitgesloten. De ’trial by google’ is dan een feit.

Het aangekondigde beleid van de Staatssecretaris heeft daarmee een hoog ‘one strike, you’re out’-gehalte. Dit is des te kwalijker nu een boete aan de medepleger niet door een rechter maar door de Belastingdienst zelf wordt opgelegd. Hiermee geeft de Staatssecretaris de Belastingdienst dus feitelijk een middel om eigenhandig, adviseurs te ‘elimineren’. Uit de medeplegerboetes die wij reeds in onze praktijk voorbij zagen komen, bleek ons bovendien dat de inzet van dit middel niet beperkt blijft tot kwesties waarin evident sprake is van het opzettelijk adviseren over onaanvaardbare fiscale constructies. Het zijn juist de zaken waarin het feitelijk gaat om een pleitbaar standpunt en ingewikkelde fiscale kwalificaties, waarin beboeting niet aan de orde zou moeten kunnen zijn.

De plannen van de Staatssecretaris zijn derhalve onwenselijk en bovendien is het zeer de vraag of er – gelet op het aantal opgelegde boetes – daadwerkelijk behoefte aan bestaat. Daarmee lijken de plannen met name ten doel te hebben een bepaald politiek geluid te laten horen, zonder dat deze voldoende zijn uitgedacht en de gevolgen daarvan zorgvuldig zijn afgewogen. Het valt dan ook uitdrukkelijk te hopen dat ook dit aangekondigde beleid er nooit daadwerkelijk zal komen, althans nooit daadwerkelijk ten uitvoer zal worden gelegd.