De verdachte in deze zaak is in eerste aanleg veroordeeld voor het meermaals plegen van valsheid in geschrifte. In hoger beroep stelt verdachte dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat verdachte al voor ‘hetzelfde feit’ een boete opgelegd heeft gekregen door de Belastingdienst. De verdachte heeft namelijk in 2020 een vaststellingsovereenkomst met de fiscus gesloten. Daarin heeft verdachte erkend inkoopfacturen als echt en onvervalst gebruikt te hebben door deze in zijn administratie op te nemen en is een vergrijpboete opgelegd. Door verdachte nu te vervolgen voor het valselijk opmaken van deze facturen en het opnemen daarvan in zijn administratie  wordt het una-via beginsel geschonden.

In de visie van de verdediging is ten aanzien van het opmaken van valse geschriften (het feit waarvoor de verdachte is gedagvaard) en het opnemen daarvan in zijn administratie (feit 3 in de vaststellingsovereenkomst) – zowel wat betreft de aard en de kennelijke strekking van de gedragingen, als wat betreft het tijdstip waarop, de plaats waar en de omstandigheden waaronder zij zijn verricht – sprake van dezelfde gedragingen. De onderhavige strafrechtelijke vervolging van de verdachte komt daarmee in wezen neer op een vervolging voor hetzelfde feit.

Bij de toetsing of sprake is van hetzelfde feit’, dient de rechter volgens Hof ‘s-Hertogenbosch de verwijtbare gedragingen die staan beschreven in de tenlastelegging respectievelijk het boeterapport te vergelijken. Anders dan de verdediging, is het hof van oordeel dat deze met de fiscus gesloten vaststellingsovereenkomst niet aan de vervolgbaarheid door het OM ter zake van het tenlastegelegde in de weg staat.

Het hof deelt niet de stelling van de verdediging dat het sprake is van ‘dezelfde feiten’. Aan de verdachte is volgens het hof namelijk niet tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk gebruik maken van valselijk opgemaakte geschriften, maar aan het valselijk opmaken daarvan. De gedragingen vallen aldus niet onder dezelfde delictsomschrijving volgens het hof. Het verweer faalt reeds op die grond.

Het hof veroordeelt de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en een taakstraf van 80 uur.

Hof ’s-Hertogenbosch 17 april 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2495

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2023:2495