Belanghebbende exploiteert een autorijschool. De inspecteur heeft een boekenonderzoek ingesteld met als doel het vaststellen van de aanvaardbaarheid van de omzetverantwoording in de inkomsten- en omzetbelasting.

Naar aanleiding van het boekenonderzoek en een opgelegde informatiebeschikking heeft de inspecteur een theoretische omzetberekening gemaakt op basis van een gesprek met belanghebbende, het uurtarief, het aantal personen dat lessen heeft gevolgd en het aantal lessen per persoon. De inspecteur heeft voorts vergrijpboetes opgelegd van 50% omdat het aan opzet van belanghebbende zou zijn te wijten dat te weinig belasting is geheven.

De inspecteur heeft ter onderbouwing van de opgelegde boetes aangevoerd dat uit de aansluiting tussen de gegevens van het CBR en die van belanghebbende blijkt dat omzetten niet zijn aangegeven. Het is volgens de inspecteur van algemene bekendheid dat alle lesomzetten en ontvangen examengelden in de omzet en de aangiften moeten worden verantwoord. Door het niet voeren van een adequate boekhouding waaruit alle omzet blijkt en het daardoor niet verantwoorden van alle omzet heeft belanghebbende willens en wetens te lage aangiften gedaan. Wellicht heeft zijn administrateur te weinig actief opgetreden in de begeleiding van belanghebbende, maar door het niet verwerken van omzetgegevens in zijn kasstaten heeft belanghebbende zelf schuld aan het niet kunnen verwerken van de gegevens door de administrateur.

Volgens belanghebbende is onvoldoende bewijs geleverd voor de stellingen van de inspecteur en zouden vormvereisten niet in acht zijn genomen bij het verhoor, zoals het onthouden van het consultatierecht en het niet geven van de cautie.

Naar het oordeel van de Rechtbank heeft de inspecteur aannemelijk gemaakt dat sprake is van voorwaardelijk opzet door het niet voeren van een adequate boekhouding en het aanleveren van onjuiste dan wel onvolledige gegevens aan de boekhouder. De administratie bestond uit een losbladig (klas)kasboek, CBR-overzichten en bankafschriften. De theoretische omzetberekeningen wijken aanzienlijk af van de omzetten die zijn doorgegeven, zodat moet worden geoordeeld dat belanghebbende willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat in de aangiften de omzetten en winsten op te lage bedragen zouden worden gesteld.

De Rechtbank ziet geen reden de opgelegde boetes verder te verminderen dan de inspecteur reeds heeft gedaan. De Rechtbank acht deze boetes passend en geboden.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2019:920