Verdachte heeft zich volgens de Rechtbank schuldig gemaakt aan het (mede)plegen van witwassen, valsheid in geschrift en het doen van opzettelijk onjuiste belastingaangiften. Deze feiten zijn naar de overtuiging van de Rechtbank gepleegd vanuit de leidinggevende rol van verdachte binnen een criminele organisatie die zich primair richtte op het plegen van btw-fraude met betrekking tot uit Duitsland afkomstige auto’s.

Verdachte speelde volgens de Rechtbank met zijn autobedrijf een belangrijke rol in de handelsketen waarin de fraude werd gepleegd. Feitelijk was hij de rechtstreekse afnemer bij de Duitse leveranciers van de auto’s waar de btw-fraude betrekking op had. Deze auto’s werden echter gefactureerd aan verdachte via plofbedrijven, die de btw niet afdroegen. Op het eerste gezicht voldeed verdachte volgens de Rechtbank wel aan zijn btw-verplichtingen en kon hij zaken doen met bonafide autobedrijven of te goeder trouw zijnde particulieren. Verdachte was met zijn autobedrijf als het ware de poort naar de reguliere autohandel. Het afzetten van de fraude-auto’s was volgens de Rechtbank van wezenlijk belang voor de criminele organisatie, omdat alleen met de verkoop van de fraude-auto’s verdiend kon worden aan de btw-fraude.

De Rechtbank overweegt dat verdachte samen met een medeverdachte de belangrijkste man was binnen de criminele organisatie. Verdachte was daarbij vooral verantwoordelijk voor de verkoop van de auto’s. Mede gelet op zijn eigen verklaring, werd hij met deze handelswijze ‘slapend rijk’. In de periode van 2006 tot en met 2010 zijn in totaal ongeveer 1500 auto’s ingekocht en doorverkocht, waarbij sprake was van btw-fraude. Het totale benadelingsbedrag van de fiscus wordt geschat op bijna vijftien miljoen euro.

De Rechtbank overweegt dat, door te handelen zoals bewezen is, concurrentievervalsing optreedt in de autohandel, omdat auto’s worden verkocht tegen een lagere prijs dan wanneer de auto’s zouden zijn verkocht terwijl alle bedrijven in de handelsketen wel aan hun btw-verplichtingen hadden voldaan. Daar komt bij dat zwarte winsten werden gegenereerd, doordat geen btw werd afgedragen door de plofbedrijven, welke winsten ten goede kwamen aan de organisatie. Een groot gedeelte van de daadwerkelijk behaalde winst werd zo buiten het zicht van de Belastingdienst gehouden.

De redelijke termijn is volgens de Rechtbank ruimschoots overschreden. Volgens de Rechtbank dient dit zwaar te worden meegewogen bij de uiteindelijke straftoemeting. In plaats van de 42 maanden die de Rechtbank in beginsel passend acht, wordt verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2019:3459