De verdachte in kwestie staat in deze hoger beroepsprocedure onder meer terecht voor het opzettelijk doen van onjuiste aangifte inkomstenbelasting en voor het verduisteren van grote sommen geld in zijn functie als executeur-testamentair. In deze functie zou hij zonder toestemming ruim € 50.000 van erflaatster naar zijn eigen privérekening hebben geboekt. De verdachte is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk. Ten aanzien van de verduistering heeft de verdediging in hoger beroep bij Hof ‘s-Hertogenbosch vrijspraak bepleit, omdat de verdachte zou hebben gehandeld met toestemming van erflaatster.

De verdachte verklaarde daarover op zitting in hoger beroep dat hij erflaatster al kent sinds het einde van zijn middelbare schooltijd en dat het de wens van erflaatster was dat hij haar geld zou krijgen. Het was de bedoeling dat de verdachte het geld vóór haar opname in een verzorgingstehuis naar zijn eigen rekening zou overmaken, zodat hij daar geen belasting over hoefde te betalen, aldus zijn verklaring in hoger beroep

Het hof gaat hierin echter niet mee vanwege de wisselende wijze van verklaren en het late stadium waarin verdachte heeft gezegd dat hij de overboekingen naar zijn eigen rekening met toestemming van de erflaatster heeft verricht. Verder betrekt het hof bij diens oordeel omtrent de geloofwaardigheid van de verklaringen van verdachte dat de overboekingen van het geld vanaf de rekeningen van de erflaatster naar zijn eigen bankrekening teksten heeft vermeld, zoals ‘reparatie woning’ en ‘verbouwing woning’, terwijl uit het onderzoek niet blijkt dat verdachte in die periode betalingen heeft gedaan die in verband kunnen worden gebracht met reparaties aan het pand. Het hof merkt die teksten derhalve aan als verhullende teksten, die niet nodig waren geweest indien sprake was van toestemming. Gelet op het bovenstaande is het voor het hof niet aannemelijk geworden dat sprake is geweest van handelen met toestemming. Het hof acht derhalve met de rechtbank bewezen dat de sprake is geweest van een wederrechtelijke toe-eigening.

Het hof komt tot de conclusie dat verdachte bij het verrichten van betalingen vanaf de bankrekeningen van de erflaatster naar zijn eigen rekening heeft gehandeld op het moment dat hij daarover kon beschikken als gevolmachtigde en/of wettelijk vertegenwoordiger. Derhalve had verdachte de gelden anders dan door misdrijf onder zich en is sprake van verduistering van een bedrag van in totaal € 47.995. Het hof acht daarnaast bewezen dat verdachte opzettelijk onjuiste aangifte inkomstenbelasting over 2015 en 2016 heeft ingediend. Volgens het hof heeft verdachte ten onrechte een negatief eigen vermogen van € 53.215 niet opgegeven als winst uit onderneming en een bedrag van € 125.000 ten onrechte niet opgegeven als winst uit onderneming. Het hof acht alle ten laste gelegde feiten bewezen. Het totale financiële nadeel betreft                € 123.436.

Zonder schending van de redelijke termijn zou een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Hof ’s-Hertogenbosch 27 februari 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:668.

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2024:668