Een Duitse vennootschap importeert en verkoopt producten welke zij inkoopt bij haar Japanse moedermaatschappij. Voor de vaststelling van de transactiewaarde bij invoer worden de interne verrekenprijzen gehanteerd, welke vastgesteld worden conform een APA gesloten met de Duitse belastingdienst. De vastgestelde prijzen worden indien nodig achteraf gecorrigeerd op basis van de APA. 

Belanghebbende verzocht om een terugbetaling van douanerechten ex art. 236 CDW, nadat een prijscorrectie naar beneden had plaatsgevonden op ingevoerde goederen. De Duitse douaneautoriteiten wezen dit verzoek af en stelden dat de gehanteerde methode voor de prijsbepaling van de goederen onverenigbaar was met art. 29 CDW.

Het Hof van Justitie oordeelt dat art. 28 – 31 CDW moeten worden uitgelegd dat ”zij niet toestaan dat als douanewaarde wordt gehanteerd een overeengekomen transactiewaarde die bestaat uit deels een aanvankelijk in rekening gebracht en aangegeven bedrag en deels een forfaitaire correctie daarop na afloop van het afrekeningstijdvak, zonder dat het mogelijk is om te weten of aan het eind van het afrekeningstijdvak deze correctie naar boven of naar beneden zal plaatsvinden.” 

HvJ EU 20 december 2017, nr. C-529/16

http://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf;jsessionid=9ea7d2dc30dc86720d76e7fa4887a0f9e864bacd3096.e34KaxiLc3qMb40Rch0SaxyNaN10?text=&docid=198053&pageIndex=0&doclang=NL&mode=lst&dir=&occ=first&part=1&cid=878509