De verdachte heeft naar het oordeel van het Hof een bedrag van € 345.000 aangenomen voor het aanbrengen van een project bij het familiebedrijf waar hij commissaris was. Hij heeft hiervan geen melding gemaakt bij het bedrijf waar hij commissaris was. Hij heeft het vertrouwen dat in hem als commissaris gesteld werd op ernstige wijze ondermijnd en zich laten leiden door persoonlijk winstbejag. Die andere misdrijven waren in dit geval het valselijk opmaken van een verkoopovereenkomst om te maskeren dat steekpenningen werden ontvangen.

Het Hof oordeelt dat verdachte zich daarnaast schuldig heeft gemaakt aan het meermalen plegen van fiscale fraude. Instrumenteel daarvoor was de valse verkoopovereenkomst. Deze valse overeenkomst is aan de fiscus ter beschikking gesteld tijdens een boekenonderzoek. Daarnaast maakte de valse overeenkomst deel uit van de stukken op basis waarvan aangifte inkomstenbelasting is gedaan. Het niet opgegeven van wat in werkelijkheid provisie-inkomsten waren, resulteert in het opzettelijk doen van onjuiste aangifte inkomstenbelasting.

Tenslotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van het geld dat de omkoping hem heeft opgeleverd.

In beginsel is vanwege de ernst van de strafbare feiten, ook voor een first offender, een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de advocaat-generaal gevorderd, passend. In het voordeel van de verdachte houdt het Hof rekening met het tijdsverloop in de strafzaak. Sinds het eerste verhoor van de verdachte is ruim zeven jaar verstreken. Daarnaast houdt het Hof rekening met de gevorderde leeftijd (73 jaar) van de verdachte. Ook is ter terechtzitting gebleken dat de zaak negatieve gevolgen heeft gehad voor de verdachte in de kleine gemeenschap waartoe hij en ook zijn familie behoort. Om die reden zal het Hof een kortere, geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen en voorts met de maximaal mogelijke taakstraf volstaan.

Het Hof acht, alles afwegende, een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden passend en geboden.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2019:2264