Verdachte heeft zich als feitelijk leidinggever en medepleger schuldig gemaakt aan accijnsfraude. Gedurende 3 maanden zijn 21 zendingen sterke drank uit Frankrijk voorhanden geweest, waarover geen accijns is geheven.

Wat betreft de strafoplegging overweegt de Rechtbank dat de samenleving door de belastingontduiking van verdachte een bedrag van € 1.559.816 is misgelopen. Hierbij wordt overwogen dat bonafide ondernemers als gevolg hiervan meer belasting moeten betalen en in een nadelige concurrentiepositie komen te verkeren. In het bijzonder acht de Rechtbank het kwalijk dat verdachte een stroman heeft ingezet met als doel  zelf op de achtergrond te blijven en op die manier zijn eigen handelen te verdoezelen.

Ten gunste van verdachte wordt overwogen dat achter de accijnsfraude een organisatie op Europees niveau schuilgaat, waarin verdachte niet een aansturende rol had. In het nadeel van verdachte wordt zijn proceshouding meegewogen: hij heeft geen openheid van zaken gegeven en volhardt in zijn ontkennende verklaring.

Alle omstandigheden overwegend, acht de Rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden passend en geboden. Wegens overschrijding van de redelijk termijn met 2 jaar en 10 maanden, wordt de gevangenisstraf met 3 maanden verminderd. De Rechtbank legt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van 15 maanden met aftrek van voorarrest.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2020:5162