Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie alsmede dat hij opzettelijk  onjuiste aangiften omzetbelasting heeft ingediend.

Het Hof acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie die tot doel had en het mogelijk heeft gemaakt om door middel van grootschalige btw-fraude grote financiële voordelen te ontvangen. De fraude heeft zich afgespeeld in de handel van mobiele telefoons waarbij gebruik werd gemaakt van zogenaamde plofbedrijven die de door hen in rekening gebrachte en daadwerkelijk ontvangen omzetbelasting niet aan de fiscus hebben aangegeven en afgedragen. Het Hof stelt vast dat verdachte enkel uit winstbejag heeft gehandeld.

Het Hof neemt bij het bepalen van de hoogte van de straf in aanmerking dat verdachte een leidende rol heeft gehad in het opzetten en aan de gang houden van de btw-fraude. Hij was naar het oordeel van het Hof nauw betrokken bij het “ronselen” van de plof-BV’s en het Hof acht aannemelijk dat (met name) hij de bestellingen, de factuurstroom en de geldstroom voor de ploffers verzorgde.

Het Hof stelt verder vast dat de redelijke termijn (aanzienlijk) is overschreden. Verdachte is op 2 oktober 2007 aangehouden en er is op 19 september 2013 in eerste aanleg vonnis gewezen. Op 31 januari 2018 heeft het Hof arrest gewezen en derhalve is de redelijke termijn zowel in eerste aanleg als in hoger beroep overschreden. Het Hof zal om die reden een lagere gevangenisstraf opleggen.

Het Hof veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 14 maanden.

Gerechtshof Den Haag 31 januari 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:774

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHDHA:2018:774