Belanghebbende is eigenaar van een personenauto. Belanghebbende heeft deze auto, met het oog op de verkoop, overgebracht naar Duitsland. Omdat de auto in Duitsland niet werd verkocht, heeft belanghebbende besloten om de auto Nederland te (her)invoeren.

In het kader van een controle door de politie is geconstateerd dat belanghebbende gebruik maakte van de openbare weg in Nederland. Op dat moment was de auto voorzien van een Duits exportkenteken. Omdat er geen motorrijtuigenbelasting was betaald, heeft de inspecteur een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting aan belanghebbende opgelegd, alsmede een verzuimboete van 100%. In geschil is onder meer of de verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

De Rechtbank is van oordeel dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Daaruit vloeit voort dat sprake is van een verzuim. Hiervoor kan de inspecteur een verzuimboete opleggen van ten hoogste € 4.920. In een beleidsregel van de Staatssecretaris is evenwel bepaald dat de op te leggen verzuimboete maximaal 100% bedraagt van de nageheven belasting. De Rechtbank is van oordeel dat de inspecteur zich aan dit beleid heeft gehouden.

Als uitgangspunt dient naar het oordeel van de Rechtbank dat, naar de bedoeling van de wetgever, een verzuimboete van 100% wordt opgelegd. In het kader van straftoemeting is de belastingrechter echter wel gehouden om alle in aanmerking komende omstandigheden mee te nemen ten einde te beoordelen of de boete passend en geboden is. Nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die aanleiding geven tot matiging van de boete, acht de Rechtbank een verzuimboete van 100% (€ 818) passend en geboden.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12 januari 2016

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2016:113