De Belastingdienst verzamelt grote hoeveelheden digitale informatie. Het is inmiddels bijna standaardpraktijk om in (derden)onderzoeken kopieën van de mailboxen van medewerkers of hele ondernemingen op te vragen. Die informatie wordt doorgaans opgeslagen en lange tijd bewaard. Ook in bijvoorbeeld de ANPR zaak bleek dat de Belastingdienst zichzelf een grote vrijheid toedichtte in het opslaan en bewaren van de digitale ANPR gegevens.[1]

Toch werkt het ‘gemak’ van die digitale wereld niet altijd twee kanten op. In een zaak die voorlag bij de voorzieningenrechter van Rechtbank Gelderland[2] werd namens belanghebbende voorafgaand aan het hoorgesprek inzage genomen in het dossier, dat klaarblijkelijk alleen maar digitaal bestond. Dat digitale dossier bestond uit 7.822 bestanden. Erg vreemd was het dus niet dat de gemachtigde in de bezwaarprocedure tegen maar liefst 33 (navorderings-/naheffings)aanslagen IB, vpb en OB, verzocht om een kopie van het digitale dossier. De Belastingdienst verstrekte daarop de videobeelden van de politie, die – zo vertelt de uitspraak – ongeveer 60% van het digitale dossier beslaan. De rest van het dossier werd niet verstrekt.

In artikel 7:4 lid 4 Awb is bepaald dat belanghebbenden van de op de zaak betrekking hebbende stukken tegen vergoeding van ten hoogste de kosten afschriften kunnen verkrijgen. Het is niet helemaal duidelijk welke motieven en argumenten aan de weigering ten grondslag hebben gelegen. In de uitspraak staat:

Verweerder heeft zich evenwel op het standpunt gesteld dat artikel 7:4, vierde lid, van de Awb geen verplichting in het leven roept om desgevraagd een afschrift van het digitale dossier over te leggen en dat hij een dergelijk verzoek in voorkomend geval dus kan afwijzen.”

Hieruit zou kunnen volgen dat de Belastingdienst heeft gemeend dat voor stukken die uitsluitend ‘digitaal’ beschikbaar zijn een andere regeling geldt dan voor fysieke stukken. Een dergelijk standpunt is in de huidige tijd – waarin juist de overheid een voorliefde heeft ontwikkeld voor het digitaal verstrekken en opslaan van stukken – natuurlijk moeilijk verdedigbaar. Het is aan de rechtzoekende burger ook niet goed uit te leggen. Ja, we mogen de duizenden bestanden wel op het kantoor van de Belastingdienst inzien, maar we krijgen geen kopie en kunnen de stukken dus niet rustig bestuderen en bespreken.

Ook de uitspraken waarnaar de Belastingdienst ter onderbouwing van haar standpunten zou hebben verwezen, kunnen niet overtuigen nu deze procedureel andere situaties behelzen. In die uitspraken is telkens geoordeeld dat wanneer geen gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid tot inzage voorafgaand of tijdens een hoorgesprek er geen recht bestaat op het verkrijgen van afschriften van de op zaak betrekking hebbende stukken. Dat is dus een wezenlijk andere situatie dan de situatie die in casu aan de orde is. Dit weerhoudt de voorzieningenrechter er echter niet van de vraag op te werpen of de in die uitspraken gekozen ‘formalistische benadering van artikel 7:4, vierde lid, van de Awb’ wel strookt met de bedoelingen van de Awb-wetgever.

De voorzieningenrechter – die hier als unus recht spreekt – ‘kiest’ voor een weinig beperkende wetsuitleg en maakt korte metten met de opportunistische opstelling van de Belastingdienst. Het recht op inzage is volgens de voorzieningenrechter een fundamenteel recht waarmee het belang van een goed verlopende bezwaarprocedure wordt gewaarborgd. Het recht op het verkrijgen van afschriften is daarvan een onlosmakelijk onderdeel. “De reden daarvoor is dat de op de zaak betrekking hebbende stukken zodanig omvangrijk en/of complex zijn, dat het voor een belanghebbende noodzakelijk kan zijn om die stukken in alle rust of in samenwerking met één of meerdere adviseurs te kunnen bestuderen om zich daarover een goed oordeel te kunnen vormen.” Daarnaast kan er volgens de voorzieningenrechter in deze zaak geen twijfel over bestaan dat een belanghebbende (op grond van art. 5:49 Awb) recht heeft op een afschrift van het volledige dossier als een vergrijpboete is opgelegd.

De voorlopige voorziening wordt dus toegewezen met een dwangsom van maximaal € 50.000 als de Belastingdienst blijft weigeren de digitale stukken te verstrekken. Dat de voorzieningenrechter ‘not amused’ is door de standpunten die door de Belastingdienst zijn ingenomen, klinkt door in de gehele uitspraak. In de afsluitende passages vertaalt dit zich nog in een toekenning van de werkelijke proceskosten van € 15.000. De voorzieningen rechter overweegt ten aanzien daarvan:

De reden daarvoor is dat de wettekst van de artikelen 5:49 en 7:4 van de Awb ondubbelzinnig is en dat het bovendien evident is dat verzoekster zich niet kan verweren tegen de belastingaanslagen en/of vergrijpboetes zonder de beschikking te hebben over een afschrift van het zeer omvangrijke dossier. De aangehaalde jurisprudentie van de Gerechtshoven Den Haag en Amsterdam zaait ook geen twijfel over de verplichtingen van een bestuursorgaan in een situatie als de onderhavige, waarin is verzocht om te worden gehoord, daadwerkelijk gebruik is gemaakt van het inzagerecht en in aansluiting daarop is verzocht om een afschrift van de stukken. Daarom is sprake van een situatie waarin verweerder tegen beter weten in heeft gehandeld door geen afschrift te willen verstrekken (…).”

In het woord ‘daarom’ ligt besloten dat de voorzieningenrechter meent dat duidelijk was dat het standpunt van de Belastingdienst – dat was gebaseerd op de genoemde uitspraken – geen stand zou gaan houden, oftewel er is sprake van ‘handelen tegen beter weten in’.[3] Daartoe zou tevens kunnen worden verwezen naar het feit dat de Afdeling van de Raad van State reeds op 3 april 2013[4] heeft geoordeeld dat artikel 7:4 lid 4 Awb recht geeft op ‘toezending van alle op de zaak betrekking hebbende stukken’. Gegeven de omstandigheden is het oordeel van de voorzieningenrechter mijns inziens volledig begrijpelijk. Een ander oordeel zou ertoe leiden dat het ‘spel’ in de bezwaarprocedure verwordt tot een potje kaarten waarbij de ene partij het gehele spel zicht houdt op de kaarten terwijl de andere partij slechts bij aanvang een blik op de kaarten wordt gegund. Van ‘equality of arms’ kan dan geen sprake meer zijn.

 

[1] HR 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:288 op enig moment werden er 3 miljard foto’s door de Belastingdienst verwerkt.

[2] Rb Gelderland 6 oktober 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:5341

[3] HR 13 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA2802 en HR 13 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA2802.

[4] RvS 3 april 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ7568