Verdachte wordt verweten als handelaar in edele metalen niet te hebben voldaan aan zijn verplichtingen zoals neergelegd in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Verdachte zou meerdere contante betalingen hebben ontvangen waarbij het totale bedrag hoger dan € 15.000 was. Daarnaast zou verdachte in vijf gevallen hebben verzuimd te voldoen aan de verplichting tot het doen van cliëntenonderzoek.

Een aantal van de door de Rechtbank bewezenverklaarde transacties zijn zogenaamde samengestelde transacties. Het gaat om transacties die boven de grens van € 15.000 uitkomen omdat de bedragen van twee afzonderlijke transacties bij elkaar zijn opgeteld vanwege het nauwe verband tussen die transacties. Wanneer sprake is van een verband tussen twee transacties waarvan kan worden vermoed dat het gaat om een samengestelde transactie, kan van de instelling worden verwacht dat zij onderzoek doet om vast te stellen of de transacties als samengestelde transacties moeten worden beschouwd. Dat is bijvoorbeeld het geval als de transacties

  1. tegelijk of opvolgend worden verricht;
  2. door dezelfde persoon of verschillende, maar aan elkaar verwante personen;
  3. betrekking hebben op dezelfde goederen, en;
  4. afzonderlijk onder de wettelijke waardegrens blijven, maar gezamenlijk daarboven uitkomen.

In dergelijke gevallen moet worden uitgegaan van een samengestelde transactie, tenzij een door de instelling ingesteld onderzoek uitwijst dat zij als afzonderlijke transacties moeten worden beschouwd.

Net als de Rechtbank, acht ook het Hof dat in dit geval sprake is geweest van meerdere samengestelde transacties die hadden moeten worden gemeld. Daarnaast heeft de verdachte meerdere malen nagelaten om cliëntenonderzoek te verrichten, dan wel de bij het cliëntenonderzoek verzamelde gegevens op toegankelijke wijze te bewaren (art. 33 Wwft). Dat verdachte deze gegevens ten tijde van het onderzoek niet kon overleggen, omdat deze gegevens zich volgens de verdachte op een digitale schijf bevonden, laat onverlet dat deze gegevens op dat moment niet toegankelijk waren en daarmee niet is voldaan aan art. 33 Wwft.

De Rechtbank heeft verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 12.000, waarvan € 4.000 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het Hof komt tot een lagere boete. Ten tijde van de transacties waren de verplichtingen uit hoofde van de Wwft minder bekend dan heden ten dage. Daarnaast hebben de vertegenwoordigers van de verdachte ter terechtzitting uitgelegd dat de procedures binnen het bedrijf naar aanleiding van het onderzoek zijn aangepast. Alles afwegende acht het Hof een geldboete – na matiging vanwege de overschrijding van de redelijke termijn – van € 3.000 passend en geboden.

Hof Amsterdam, 30 oktober 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2898

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHAMS:2020:2898