Het BFT heeft aan een administratiekantoor een bestuurlijke boete van € 10.000 opgelegd, omdat zij heeft nagelaten ongebruikelijke transacties te melden. Volgens het BFT had het kantoor vier ongebruikelijke transacties bij haar klant (een zorginstelling) moeten melden. De transacties die volgens het BFT ten onrechte niet zijn gemeld betreffen (i) een lening van € 35.355 aan een Duitse autodealer, (ii) de omzet dagbesteding, (iii) een lening aan een uitbater van een sportschool van € 295.000 en (iv) de vermenging van zakelijke en privé gelden. In eerste aanleg is het beroep van het administratiekantoor ongegrond verklaard. In hoger beroep ligt de vraag opnieuw voor aan het CBb of de boete terecht is opgelegd.
Met betrekking tot de lening aan de Duitse autodealer voert belanghebbende aan dat de onderliggende overeenkomst ontbrak aangezien de gehele administratie bij het OM zou liggen waardoor zij er niet over kon beschikken. Het CBb overweegt echter dat het ontbreken van de overeenkomst niet bepalend is voor het oordeel dat de transactie ongebruikelijk is. Een bedrag van € 35.355 is overgemaakt naar de Duitse autodealer en geboekt als lening zonder dat het doel van de lening én de relatie tussen partijen zijn vermeld. Ook waren er tot 2017 nooit rentebetalingen of aflossingen. Dat een PGB-gefinancierde Nederlandse zorgonderneming een dergelijke geldlening verstrekt aan een Duitse autodealer, roept bovendien ook vragen op. Zonder afdoende uitleg had deze transactie volgens het CBb al als ongebruikelijk moeten worden aangemerkt.
Belanghebbende heeft ten aanzien van de omzet dagbesteding bij het opmaken van de jaarrekeningen zelf al geconstateerd dat er geen doorbelasting van de dagbesteding plaatsvond. Verder zijn voor de geleverde dagbesteding geen facturen opgesteld en bevat de achteraf opgestelde kostenberekening van € 117.000 per jaar geen specificaties over de geleverde zorg. Dat bedrag is in de jaarrekeningen verwerkt als schuld, wat volgens het CBb niet gebruikelijk is. Dat na overleg met de Belastingdienst op deze wijze achteraf een fiscale verantwoording is opgesteld, doet niet af aan het ongebruikelijke karakter van de transactie en aan de eigen verantwoordelijkheid die voortvloeit uit de Wwft om deze ongebruikelijke transacties bij FIU te melden.
Voor de reden van de lening van de zorginstelling aan de sportschooluitbater ontbrak destijds ook een onderbouwing. In de leningsovereenkomst zijn geen zekerheden gesteld, terwijl ook de looptijd van de lening niet is vastgelegd. Bovendien werd er voor een zeer aanzienlijk bedrag aan zorg ingekocht zonder dat die inkoop op aanvaardbare wijze gespecificeerd werd gefactureerd. Mede gezien de verschillende belangen kan volgens het CBb niet worden gesproken van een zakelijke lening. Ook deze lening had als ongebruikelijke transactie gemeld moeten worden bij de FIU.
Tot slot is het CBb het ook eens met de door het BFT gestelde ongebruikelijke vermenging van zakelijke en privétransacties (o.a. rekening-courantverhoudingen) en dat het ook hier gaat om ongebruikelijke transacties die aan FIU hadden moeten worden gemeld.
Het CBb verklaart het hoger beroep ongegrond en laat de boete van € 10.000 in stand.
College van Beroep voor het bedrijfsleven 17 oktober 2023, ECLI:NL:CBB:2023:583
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2023:583