Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2012 en 2013 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting met vergrijpboetes opgelegd.

Naar aanleiding van signalen van de GGD heeft de Belastingdienst een controle ingesteld bij een gastouderbureau. Het gastouderbureau stond van november 2010 tot januari 2014 op naam van de dochter van belanghebbende. Vervolgens is de FIOD naar aanleiding van deze controle in 2014 een strafrechtelijk onderzoek gestart naar onder andere belanghebbende in verband met mogelijke fraude bij het gastouderbureau.

Uit het strafrechtelijk onderzoek is naar voren gekomen dat doorgaans door belanghebbende of met behulp van belanghebbende onjuiste aanvragen kinderopvangtoeslag (KOT) werden ingediend, waarbij te veel aan opvanguren werd opgevoerd of waarbij ten aanzien van één of meerdere kinderen in het geheel geen opvang werd genoten. Belanghebbende is bij onherroepelijk vonnis strafrechtelijk veroordeeld voor onder andere het medeplegen van oplichting van de belastingdienst en het medeplegen van valsheid in geschrifte.

Naar aanleiding van de bevindingen uit het strafrechtelijk onderzoek heeft de inspecteur navorderingsaanslagen en vergrijpboetes opgelegd. In geschil is onder meer of de vergrijpboetes terecht zijn opgelegd.

Naar het oordeel van de Rechtbank heeft de inspecteur aannemelijk gemaakt dat belanghebbende in de onderhavige jaren aanzienlijke bedragen aan winst uit onderneming heeft genoten, dat hij wist dat hij die inkomsten moest aangeven en dat hij door deze inkomsten ten onrechte niet in zijn aangiften over de jaren 2012 en 2013 op te nemen, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat van hem in de jaren 2012 en 2013 te weinig belasting is geheven.

Het gehanteerde boetepercentage van 50% acht de Rechtbank in overeenstemming met de ernst van het vergrijp en uit een oogpunt van normhandhaving passend en geboden. Wel matigt de Rechtbank de vergrijpboete met 20%, omdat de navorderingsaanslag met toepassing van omkering van de bewijslast is vastgesteld. Voorts ziet de Rechtbank aanleiding om de vergrijpboetes ambtshalve verder te verminderen wegens overschrijding van de redelijke termijn.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2018:9039