Klaagster is een stichting die cursussen verzorgt voor de overheid en het bedrijfsleven over de Europese wet- en regelgeving inzake de veiligheid van de luchtvaart. In 2015 kwam naar voren dat er door de managing director mogelijk fraude zou zijn gepleegd bij de stichting. De managing director van de stichting heeft tegenover de FIOD verklaard dat betrokkenen, twee accountants, op de hoogte waren van de fraude. Op basis van de verklaringen zag de FIOD echter geen aanleiding om betrokkenen als verdachten te horen.

In deze tuchtzaak stelt klaagster zich op het standpunt dat betrokkenen, niet alleen kennis hebben gehad van de fraude, maar dat zij de fraude zelfs zouden hebben opgezet. Daarnaast zouden zij, terwijl zij wetenschap hadden van de fraude, ten onrechte de jaarrekening hebben goedgekeurd en andere werkzaamheden hebben verricht.

Namens betrokkenen is primair gesteld dat de klachten jegens hen deels niet-ontvankelijk zijn wegens overschrijding van de zesjaars- dan wel driejaarstermijn als bedoeld in artikel 22, eerste lid, Wtra. Op grond van deze bepaling neemt  de Accountantskamer geen klachten in behandeling indien tussen het moment van het verweten handelen of nalaten en het moment van indiening van de klacht een periode van zes jaar of meer is verstreken dan wel indien meer dan drie jaren nadat is geconstateerd, althans redelijkerwijs had kunnen worden geconstateerd dat het handelen van de betreffende accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar zou zijn, een klacht wordt ingediend. De Accountantskamer is het met betrokkenen eens en oordeelt dat een aantal van de klachten buiten de verjaringstermijn vallen, en verklaart deze niet-ontvankelijk.

Voorts is gesteld dat uit e-mails, sms-berichten en de afgelegde verklaring van de managing director bij de FIOD zou blijken dat betrokkenen wetenschap hadden van de fraude bij klaagster en dat er ondanks die wetenschap niet is ingegrepen.

Betrokkenen stellen hiertegen dat er op basis van de voor betrokkenen beschikbare documentatie er geen fraudesignalen aanwezig waren. De redenatie van klaagster getuigt volgens betrokkenen van hind sight bias. Klaagster tracht met de wetenschap van de fraude achteraf een betrokkenheid van betrokkenen te construeren.

De Accountantskamer volgt betrokkenen in deze verweren en stelt vast dat klaagster de tegenwerpingen van betrokkenen onvoldoende heeft betwist. Verder stelt de Accountantskamer dat het enkele feit dat (één van de) betrokkenen de verantwoordelijke accountant was van de andere betrokkene entiteiten, nog niet betekent dat deze ook bekend was met de fraude. Daarbij komt dat de Accountantskamer twijfelt over het waarheidsgehalte van de gedane verklaringen (van onder meer de managing director), aangezien deze voor de FIOD geen aanleiding opleverde tot nader onderzoek naar betrokkenen.

De Accountantskamer stelt dat de klacht onvoldoende is onderbouwd, en verklaart deze   ongegrond.

De Accountantskamer 16 juni 2017, ECLI:NL:TACAKN:2017:38

https://www.recht.nl/rechtspraak/uitspraak?ecli=ECLI:NL:TACAKN:2017:38