Een leverancier van (gerecycled) metaal wordt verdacht van btw-carrouselfraude. Zij zou materiaal hebben geleverd aan afnemers in het Verenigd Koninkrijk, terwijl die afnemers aldaar de btw niet hebben aangegeven en/of afgedragen. Rechtbank Amsterdam komt tot een vrijspraak. Niet kan worden bewezen dat sprake was van fraude bij de afnemers of dat verdachte wetenschap had van die fraude.

Het nultarief ter zake van ICL’s kan geweigerd worden indien de betrokken ondernemer ten tijde van de leveringen aan een afnemer (ex-tunc) wist of had moeten weten dat hij deelnam aan btw-fraude in het kader van een keten van leveringen.

Gebleken is dat de aangiften omzetbelasting en de opgaven intracommunautaire prestaties niet volledig op elkaar aansloten. Uit de stukken in het dossier is wel naar voren gekomen dat verdachte KYC-onderzoek verrichtte naar haar afnemers en door middel van VIES-checks controleerde of de afnemers beschikten over geldige btw-identificatienummers.

Allereerst gaat de rechtbank in op de informatie-uitwisseling tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk. De enkele omstandigheid dat de Engelse fiscus heeft aangegeven dat een afnemer geen btw-aangifte heeft gedaan en/of geen btw heeft afgedragen en dat zij de afnemer ziet als ‘missing trader’ of ‘defaulting trader’, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om vast te stellen dat bij de afnemer sprake is van fraude, laat staan dat daarmee vaststaat dat fraude is gepleegd in de keten van transacties waaraan de leverancier heeft deelgenomen. Ook het feit dat een medewerker van de Engelse fiscus heeft verklaard dat een afnemer niet aan haar btw-verplichtingen zou hebben voldaan en dat zij geassocieerd werd met ‘enige vorm van fraude’, maakt dit niet anders.

De rechtbank overweegt verder dat niet is gebleken dat verdachte andere (directe) signalen zou hebben gekregen (ook niet van de Belastingdienst) dat een van de afnemers een katvanger/fraudeur was. Hoewel onvoldoende zorgvuldig gereageerd kán zijn op signalen van mogelijke fraude, zoals third-party-payments of bijzonderheden in de KYC-documenten, is onzorgvuldig handelen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voor het oordeel dat sprake is van (voorwaardelijk) opzet.

Ten slotte benadrukt de rechtbank dat bij het interpreteren van (WhatsApp-)berichten voorzichtigheid geboden is. Zo is in casu hoogstwaarschijnlijk ook sprake geweest van andere vormen van communicatie, waardoor de noodzakelijke context ontbreekt. Ook hebben de zogenaamde ‘kenmerken van btw-carrouselfraude’ voor de rechtbank geen waarde voor het bewijs van (wetenschap van) fraude in de handelsketen. De rechtbank komt dan ook tot een vrijspraak.

Rechtbank Amsterdam 26 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2281.