Belanghebbende heeft een aanslag in de IB/PVV opgelegd gekregen, tegelijkertijd met een verzuimboete van € 226 wegens het niet tijdig doen van aangifte. In geschil is onder meer of de verzuimboete terecht is opgelegd.

Belanghebbende heeft voor het doen van aangifte IB/PVV over het jaar 2011 een uitnodiging ontvangen. Belanghebbende heeft vervolgens uitstel gevraagd voor het doen van aangifte en heeft uitstel gekregen tot 1 juli 2013. Belanghebbende heeft binnen die termijn geen aangifte ingediend. Uiteindelijk is door de inspecteur een aanslag alsmede een verzuimboete opgelegd.

Het Hof overweegt dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende niet alleen de uitnodiging tot het doen van aangifte, maar ook een aanmaning daartoe heeft ontvangen. Het Hof voegt hieraan toe dat belanghebbende tijdens de zitting in hoger beroep heeft verklaard niet te betwisten dat de inspecteur, gelet op de door hem in eerste aanleg overgelegde bewijsstukken, aannemelijk heeft gemaakt dat de aanmaningsbrief is verzonden naar het woonadres van belanghebbende. Deze omstandigheid rechtvaardigt naar het oordeel van het Hof het vermoeden van ontvangst door belanghebbende van deze aanmaningsbrief.

Belanghebbende heeft gesteld dat hij de aanmaningsbrief niet heeft ontvangen. Belanghebbende voert daartoe aan dat er al langere tijd problemen zijn met de postbezorging en dat hij hierover meermaals geklaagd heeft bij de verhuurder van zijn woning. Verder stelt belanghebbende dat op zijn adres verschillende personen wonen, dat aan de buitenkant van het gebouw één brievenbus is en dat de binnengekomen post bijeengeraapt wordt bewaard. Door deze situatie raakt er regelmatig post zoek. Om deze redenen is eerder aan de Belastingdienst verzocht om alle correspondentie naar de gemachtigde van belanghebbende te versturen.

Het Hof is van oordeel dat door hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd, de ontvangst van de aanmaningsbrief door hem redelijkerwijs moet worden betwijfeld. Belanghebbende heeft het bewijsvermoeden ontzenuwd. Hetgeen de inspecteur hier tegenover heeft aangevoerd – dat de wijze van distributie van binnengekomen post voor rekening en risico van belanghebbende komt – brengt het Hof niet tot een ander oordeel, reeds omdat de gemachtigde juist vanwege de gebrekkige postverzorging heeft verzocht tot toezending van de correspondentie aan zijn kantooradres. Op dit verzoek heeft de Belastingdienst ten onrechte niet gereageerd. Het Hof vernietigt derhalve de verzuimboete.

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 29 september 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4370

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2016:4370