Belanghebbende exploiteert een taxibedrijf. In augustus 2011 heeft de Belastingdienst belanghebbende per brief geïnformeerd dat hij vanaf 1 januari 2012 geen ontheffing meer kan aanvragen voor het doen van digitale aangifte. Belanghebbende heeft tegen deze verplichting – het digitaal aangifte doen – bezwaar aangetekend bij de inspecteur. De inspecteur heeft belanghebbende medegedeeld dat er geen wettelijke mogelijkheid bestaat bezwaar aan te tekenen tegen het schrappen van de ontheffing om elektronisch aangifte te doen, maar wijst belanghebbende erop dat het wel mogelijk is een klacht in te dienen bij, onder andere, de staatssecretaris van Financiën.

Voorts heeft belanghebbende op 27 maart 2013 de inspecteur een brief gezonden met als onderwerp “Aangifte […] BTW over het boekjaar 2012”. Bij deze brief heeft belanghebbende als bijlage de “Jaarstukken 2012” gevoegd. Belanghebbende heeft voor het boekjaar 2012 aldus geen digitale aangifte gedaan, maar slechts op papier. In april 2013 is vervolgens aan belanghebbende voor het tijdvak 1 januari 2012 t/m 31 december 2012 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd, alsmede een verzuimboete wegens het niet betalen van belasting en een verzuimboete wegens het niet doen van aangifte. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslag en boetes. Voor de rechtbank is alleen het bezwaar tegen de aangifteboete nog in geschil.

Ten aanzien van deze aangifteboete stelt belanghebbende zich op het standpunt dat de toepassing van de desbetreffende regelgeving, dat digitale aangifte verplicht, in strijd is met het vertrouwensbeginsel. Dit beroep slaagt niet. Belanghebbende voert onvoldoende feiten en omstandigheden aan waaruit blijkt dat bij hem het gerechtvaardigde vertrouwen was gewekt dat hij alsnog op papier aangifte voor de omzetbelasting kon doen. Daar komt bij dat, mocht in het verleden dergelijk vertrouwen wel zijn gewekt, dit vertrouwen tijdig door de inspecteur is opgezegd door de brief die belanghebbende reeds in augustus 2011 heeft ontvangen. Het hof acht de aangifteboete (die € 61 bedraagt) passend en geboden.

Op het beroep van belanghebbende in cassatie volgt een art. 81 RO afdoening.

Hoge Raad, 3 juni 2016

Hoge Raad:
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2016:1037

Hof Amsterdam:
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2015:4100