In de woning van de verdachte is tijdens een doorzoeking € 145.000 aan contanten aangetroffen. Dit bedrag bestond onder meer uit coupures van € 500, die sinds 2002 al niet meer worden uitgegeven door De Nederlansche Bank. In hoger beroep is de verdachte veroordeeld voor witwassen ten aanzien van dit bedrag en in cassatie wordt tegen deze beslissing opgekomen. Bij die veroordeling speelde ook een rol dat uit politieonderzoek bleek dat de verdachte over een beperkt legaal inkomen beschikte.
De verdachte heeft tijdens verhoren verschillende verklaringen afgelegd over de herkomst van het geld, waarbij hij uiteindelijk heeft verklaard dat het geld van persoon X was en dat hij het van diegene in bewaring had gekregen. Het hof heeft de verklaring van de verdachte als ongeloofwaardig beoordeeld. Ook persoon X heeft wisselende verklaringen afgelegd over het geldbedrag dat hij aan de verdachte zou hebben gegeven.
Het Hof heeft geconcludeerd dat de verklaring van de verdachte over de herkomst van het geldbedrag niet geloofwaardig is en daarmee niet voldoende aannemelijk is geworden. Het Hof oordeelt dat het niet anders kan dan dat het geld uit een misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dit geld door het in zijn woning te hebben gehad, verworven en voorhanden heeft gehad. Het komt derhalve tot een bewezenverklaring voor witwassen.
De Hoge Raad herhaalt in het arrest diens vaste rechtspraak ten aanzien van witwassen zonder bekend gronddelict. Het Hof heeft vastgesteld dat sprake was van een gerechtvaardigd witwasvermoeden. In dat geval mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring aflegt over de herkomst van het geld. Als de verdachte een dergelijke verklaring geeft is het aan de politie om nader onderzoek te doen. Dat had de politie in deze zaak ook gedaan. Het oordeel van het Hof dat de verklaring van de verdachte niet aannemelijk is geworden vanwege de wisselende verklaringen van de verdachte en de tegenstrijdigheden van de verklaring van persoon X, getuigt volgens de Hoge Raad niet van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd. Ook de bewezenverklaring is volgens de Hoge Raad toereikend gemotiveerd waardoor het cassatiemiddel faalt.
Het cassatiemiddel dat klaagt over de overschrijding van de redelijke termijn met twee jaren is wel gegrond. De in hoger beroep opgelegde taakstraf bedroeg 200 uren en subsidiair 100 dagen hechtenis, maar dient volgens de Hoge Raad te worden verminderd.
HR 30 mei 2023, ECLI:NL:HR:2023:772
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2023:772