Betrokkenen zijn werkzaam bij kantoor [X]. In 2017 heeft kantoor [X] de accountants-administratie en belastingadviespraktijk van kantoor [Y] overgenomen via een activatransactie. Voordien was één van de betrokkenen werkzaam bij kantoor [Y]. Kantoor [X] heeft hierbij ook de postbus overgenomen en voortgezet. Kantoor [X] heeft vanaf de verhuisdatum de post van [Y] laten doorzenden naar het nieuwe adres. Klaagster en een aantal andere ondernemingen maakten al jaren eveneens gebruik van deze postbus. Als gevolg van de postdoorzending, ook van de aan de postbus gerichte post, zijn sinds de verhuizing poststukken verkeerd bezorgd.

De postverwerking wordt binnen [BV1] verzorgd door verschillende managementassistenten. Alle binnenkomende post wordt geopend en gekopieerd. De originele poststukken worden verdeeld over de verschillende afdelingshoofden die op hun afdeling voor verdere distributie zorgdragen. De poststukken van klaagster zijn op deze manier verwerkt. Klaagster maakt één van de betrokkene [B] hierop attent en vraagt of het mogelijk is om de post op te halen of door te sturen. Volgens [B] was dit op dat moment niet mogelijk. Enige tijd later start klaagster een kort geding vanwege het achter houden van post en dient daarbij ook een tuchtklacht in.

Volgens klaagster heeft betrokkene zich niet aan de geldende gedrag en beroepsregels gehouden door post bestemd voor derden te openen, lezen, kopiëren en achter te houden. De Accountantskamer acht de klacht in al haar onderdelen gegrond. Betrokkene [B] had de post ongeopend moeten laten en de geadresseerden op zijn minst over de ontvangst van de poststukken op de hoogte moeten brengen. Dit geldt te meer nu als onweersproken vaststaat dat betrokkene [B] wist waar de op de desbetreffende poststukken vermelde geadresseerden gevestigd waren en hij wist wie hij daarvoor moest aanspreken. Het feit dat klaagster wist dat zij geen gebruik meer kon maken van de postbus en dat zij ook zelf van de verhuis- en doorzendservice van PostNL gebruik had kunnen maken, zoals door betrokkene [B] wordt betoogd, maakt dat niet anders

De Accountantskamer is van oordeel dat het hiervoor omschreven handelen een accountant niet betaamt en dat betrokkene [B] had behoren te weten dat daarmee het accountantsberoep in diskrediet kon worden gebracht, zodat dit handelen moet worden aangemerkt als schending van het fundamentele beginsel van professionaliteit. De Accountantskamer acht in deze klachtzaak de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

De Accountantskamer 2 juli 2018, ECLI:NL:TACAKN:2018:49.