Betrokkene is als accountant werkzaam voor een vennootschap (klaagster) die deelneemt en investeert in een andere vennootschap (BV1). Betrokkene heeft bijstand verleend bij de samenwerking van de partijen en heeft ook de jaarrekening opgesteld van BV1. Nadat het financieel tegenviel heeft klaagster betrokkene aansprakelijk gesteld voor door haar geleden schade. Betrokkene wordt onder andere verweten dat hij geen continuïteitsvoorbehoud heeft opgenomen en dat hij tekort is geschoten in zijn advies ten opzichte van klaagster.
Klaagster stelt ook dat de jaarrekening naar de verkeerde personen zijn gestuurd en dat betrokkene haar onterecht heeft geadviseerd over de haalbaarheid van omzetprognoses. De Accountantskamer verklaart de klacht tot zover ongegrond aangezien de verantwoordelijkheid voor het verspreiden van de jaarrekening bij het bestuur lag en niet bij de accountant. Daarnaast heeft betrokkene in tegenstelling tot wat klaagster beweert, slechts gefaciliteerd bij het opstellen van de omzetprognoses.
Ten aanzien van het continuïteitsvoorbehoud treft betrokkene volgens de Accountantskamer wel een verwijt. BV1 verkeerde waarneembaar in financiële problemen, waarbij betrokkene geen afweging heeft gemaakt voor het opnemen van een voorbehoud. Hierdoor heeft hij in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Wat betreft de tekortkoming in zijn advies heeft betrokkene geen aandacht geschonken aan een mogelijke bedreiging van zijn objectiviteit nu hij werkzaam was voor beide partijen. Dat klaagster hiervan op de hoogte was doet hieraan niet af. De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene de op hem rustende verplichting heeft geschonden tot toepassing van professionele oordeelsvorming en verklaart ook deze klacht gegrond.
Gezien de omstandigheden valt het verzuim van betrokkene te kwalificeren als onachtzaamheid waardoor de Accountantskamer de maatregel van waarschuwing passend en geboden acht.
Bron
De Accountantskamer 22 augustus 2016, ECLI:NL:TACAKN:2016:86