Een accountant [betrokkene] was werkzaam voor zowel de opdrachtgever als enkele gezinstehuizen voor verstandelijk gehandicapte jongeren [klagers]. De opdrachtgever en klagers hadden een overeenkomst waarin stond dat zij alleen gebruik konden maken van de diensten van betrokkene. Nadat klagers betrokkene hebben laten weten dat zij de samenwerking met hem wilden beëindigen, heeft laatstgenoemde dit direct gemeld aan de opdrachtgever.

Bij de Accountantskamer stellen klagers dat betrokkene hen niet optimaal heeft geadviseerd en te zeer de belangen van de opdrachtgever heeft gediend. Daarnaast had betrokkene volgens klagers niet de opzegging aan de opdrachtgever mogen melden.

De Accountantskamer stelt dat betrokkene op de hoogte was van de verplichtingen voor klagers om cliënt te zijn bij betrokkene. Dat is reden te meer dat betrokkene met de informatie aangaande de opzegging van klagers voorzichtig had dienen om te gaan. Nu hij vrijwel meteen nadat hij kennis heeft genomen van de opzegging dit aan de opdrachtgever heeft doorgegeven, heeft hij naar het oordeel van de Accountantskamer het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid geschonden.

Daarnaast was er door omstandigheden sprake van tegenstrijdige belangen. De opdrachtgever wilde financiële gevolgen van de nieuwe samenwerkingsovereenkomst uitleggen, en één van de klagers wilde vertrouwelijk met betrokkene communiceren. Betrokkene heeft zich hierbij in een positie gemanoeuvreerd waarbij sprake kon zijn van bedreigingen van zijn objectiviteit. Hij gaf voorlichting namens de opdrachtgever terwijl klagers juist adviezen van betrokkene wilden. Betrokkene had hierop bedacht moeten zijn en een toereikende maatregel dienen te nemen, hij heeft dit nagelaten.

De Accountantskamer heeft meegewogen dat betrokkene niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld en legt de maatregel van waarschuwing op.

Bron

De Accountantskamer 7 oktober 2016, ECLI:NL:TACAKN:2016:98

http://tuchtrecht.overheid.nl/ECLI_NL_TACAKN_2016_98