Betrokkene is werkzaam als accountant-administratieconsulent bij een financieel adviesbureau. Op enig moment komt betrokkene via een cliënt van hem – BV1 – in contact met klager. Klager is aandeelhouder van BV2. Aan betrokkene is toen gevraagd voor BV2 de jaarrekeningen over 2014 samen te stellen welke opdracht door betrokkene is aanvaard.

Omstreeks november 2014 wist betrokkene dat tussen klager en BV1 onderhandeld werd over de verkoop van de aandelen van BV2, aan BV1. Alvorens de aandelen worden verkocht is betrokkene betrokken bij het uitwerken van de afspraken tussen klager en BV1 in verband met de verkoop van het aandelenpakket BV2 en het neerleggen hiervan in de definitieve tekst van de koopovereenkomst.

Betrokkene heeft vervolgens de jaarrekening 2014 voor BV2 samengesteld. Op 10 februari 2016 heeft hij een samenstellingsverklaring afgegeven.

Klager verwijt betrokkene te hebben gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van objectiviteit door – in het kader van het samenstellen van de jaarrekening van BV2 over 2014 – zowel de belangen van de kopende als van de verkopende partij te behartigen zonder zijn objectiviteit voldoende te borgen.

De Accountantskamer overweegt dienaangaande dat betrokkene sinds medio 2014 zowel voor klager, als verkopende partij, als voor BV1, als kopende partij, werkzaamheden heeft verricht. Na de totstandkoming van de overeenkomst van aandelenoverdracht was hij belast met het samenstellen van de jaarrekening van BV2, de overgenomen vennootschap, over 2014. De inhoud hiervan kon van invloed zijn op de hoogte van het door BV1 aan X1 te betalen bedrag. Derhalve is de Accountantskamer van oordeel dat voor wat betreft het samenstellen van de jaarrekening over 2014 sprake was van een bedreiging voor de objectiviteit van betrokkene. Aangezien betrokkene deze bedreiging heeft onderkend, is het de vraag of betrokkene een toereikende maatregel heeft genomen om zijn objectiviteit te waarborgen.

In dit verband neemt de Accountantskamer in aanmerking dat op aandringen van betrokkene in de overeenkomst tot overdracht van de aandelen van BV2 is vastgelegd dat klager het recht heeft om de jaarcijfers door derden te laten beoordelen, van welke mogelijkheid klager ook daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt. Deze bepaling was evenwel onvoldoende om betrokkenes objectiviteit te waarborgen. Voor het geval tussen de bij de koopovereenkomst betrokken partijen een geschil zou ontstaan over de inhoud van de door betrokkene samen te stellen jaarrekening, was een verdergaande maatregel nodig ter waarborging van betrokkenes objectiviteit. Betrokkene heeft dan ook in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van objectiviteit.

De Accountantskamer is van oordeel in deze klachtzaak kan worden volstaan met de maatregel van waarschuwing. Betrokkene heeft weliswaar gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van objectiviteit, maar hij heeft het bestaan van een bedreiging voor zijn objectiviteit wel onderkend en, zij het op een niet toereikende wijze, gepoogd om zijn objectiviteit te waarborgen.

De Accountantskamer 15 november 2019, ECLI:NL:TACAKN:2019:74.

https://tuchtrecht.overheid.nl/nieuw/accountants/uitspraak/2019/ECLI_NL_TACAKN_2019_74