Betrokkene heeft de jaarstukken over 2013 en 2014 voor klaagsters opgemaakt. De Belastingdienst heeft de aangiften loonheffing 2013 tot en met 2014 van één van de klaagsters, [X1], onderzocht. De Belastingdienst concludeert in haar rapport dat er sprake was van een dienstbetrekking tussen [X1] en haar statutair bestuurder, [F], maar dat [X1] niet beschikte over een zogenoemde VAR-verklaring. Volgens klaagsters heeft betrokkene bij het opstellen van de jaarrekeningen niet gecontroleerd of [X1] beschikte over een VAR-verklaring, terwijl er wel aanleiding bestond om dat te doen. De overige klachten worden hier buiten beschouwing gelaten.

De Accountantskamer overweegt dat tot 1 mei 2016 met een VAR-verklaring zekerheid kon worden verkregen over het al dan niet aanwezig zijn van een dienstbetrekking tussen de opdrachtgever en een freelancer. Vaststaat dat [F] op freelance-basis voor [X1] werkzaam was, zonder dat [X1] over een VAR-verklaring beschikte.

Standaard 4410 bepaalt dat indien de accountant constateert dat de door het management verstrekte gegevens onjuist, onvolledig of anderszins onbevredigend zijn, hij bij het management om aanvullende of gecorrigeerde informatie moet vragen. Weliswaar schrijft deze standaard het opvragen van VAR-verklaringen niet specifiek voor, maar in dit geval kon het van betrokkene worden verlangd dat hij onderzocht of er een VAR-verklaring was verstrekt. Het ging hier om een ingehuurde directeur, met een bij die functie bijbehorend salaris, die bijna fulltime werkzaam was. De eventueel verschuldigde loonheffing betrof dan ook een materiële post. Bovendien was [F] degene die betrokkene van informatie voorzag.

Betrokkene heeft aan [F] gevraagd of er van al het ingeleende personeel VAR-verklaringen aanwezig waren. Hierover verklaarde betrokkene dat hij niet meer weet hoe [F] deze vraag beantwoord had, maar dat de VAR-verklaring in elk geval niet in de administratie zat. Volgens de Accountantskamer had dit – mede gelet op de mogelijke risico’s voor [X1] – voor betrokkene een signaal moeten zijn om nader onderzoek te doen. Op de zitting heeft betrokkene dit dan ook erkend.

De Accountantskamer acht in deze klachtzaak de maatregel van waarschuwing passend en geboden. Daarbij heeft de Accountantskamer er mede op gelet dat is gebleken dat betrokkene weliswaar regelmatig en uitvoerig overleg heeft gevoerd met zijn opdrachtgevers, maar op enkele belangrijke onderdelen zijn dossier niet helemaal compleet had en onvoldoende heeft doorgevraagd. Aldus heeft betrokkene gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

De Accountantskamer, 18 juni 2018, ECLI:NL:TACAKN:2018:41