Verdachte is adviseur op het gebied van belastingen, bedrijfseconomie en subsidies. Hij heeft via een eenmanszaak in 2004 de economische eigendom verworven van een ligboxenstal die onderdeel is van een boerderij. In 2011 is op de balans van de eenmanszaak een post onroerend goed opgenomen voor een bedrag van € 592.780, waar de ligboxenstal onderdeel van is. De ligboxenstal is op basis van een koopovereenkomst in oktober 2012 verkocht. In de aangiften inkomstenbelasting 2012 en 2013 is de waarde van de ligboxenstal als nihil opgegeven en is de verkoopopbrengst niet (in zijn geheel) als bate opgenomen. Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij opzettelijk onjuiste belastingaangifte heeft gedaan voor die jaren.

Uit de administratie zou volgens de FIOD blijken dat een bedrag van € 251.000 niet als verkoopopbrengst is opgegeven, met een belastingnadeel van € 95.380 tot gevolg. De verdediging voert aan dat de post onroerend goed meer behelst dan de ligboxenstal en dat zodoende niet het gehele bedrag als verkoopopbrengst kan worden aangemerkt. De Rechtbank is met de verdediging van oordeel dat het bedrag van € 251.000 niet alleen betrekking heeft op de ligboxenstal. Wel vormde de ligboxenstal het grootste element van de verkoopopbrengst, waardoor de Rechtbank van oordeel is dat de ligboxenstal een substantiële waarde heeft vertegenwoordigd.

De verweren van verdachte (dwaling en pleitbaar standpunt) gaan volgens de Rechtbank niet op; de verdachte heeft de aangiften 2012 en 2013 onjuist opgemaakt. Hoewel de exacte waarde van de ligboxenstal niet kan worden vastgesteld, concludeert de Rechtbank dat er een aanzienlijk belastingnadeel is ontstaan.

Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf houdt de Rechtbank rekening met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Hoewel het exacte nadeelbedrag niet is komen vast te staan, worden ook de oriëntatiepunten van het LOVS in aanmerking genomen. Rekening houdend met het feit dat het strafbare feit een lange tijd geleden is gepleegd, acht de Rechtbank het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Hierbij wordt ook gelet op het feit dat verdachte als adviseur werkzaam is.

De Rechtbank acht een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOVE:2020:3433