Naar aanleiding van informatie uit een ander onderzoek is het restaurant van verdachte onder observatie genomen. Uit een tapgesprek bleek dat er op een bepaalde avond geld zou worden opgehaald bij de restauranthouder. Bij het binnentreden van het restaurant door de opsporingsautoriteiten is vervolgens gezien dat de restauranthouder met twee personen aan tafel zat en dat er diverse enveloppen met geld, handgeschreven papieren en een bundel 50 eurobiljetten op tafel lagen. Het blijkt om een bedrag van ongeveer € 35.000 te gaan. Het OM vervolgt de restauranthouder voor witwassen. De vraag die in deze zaak centraal staat is of de door de restauranthouder gegeven verklaringen voldoende waren om het witwasvermoeden te weerleggen.
In hoger beroep oordeelt Hof Amsterdam dat de hiervoor beschreven gang van zaken vragen oproept en dat er sprake is van een witwasvermoeden. In dat geval wordt van de verdachte verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van de gelden. De Advocaat-Generaal meent dat de door de restauranthouder afgelegde verklaringen dusdanig wisselend zijn dat het witwasvermoeden niet is weerlegd.
Het hof gaat daar niet in mee. Weliswaar waren de verklaringen van de restauranthouder vanaf zijn aanhouding tot en met de zitting in hoger beroep wisselend en niet altijd even duidelijk, maar de restauranthouder heeft wel aanvankelijk bij de politie al een verklaring afgelegd. Daar verklaarde hij dat het aangetroffen geld afkomstig is uit de (horeca)zaak van zijn zoon, uit zijn eigen zaak en uit leningen van vrienden. De gelden waren volgens verdachte mede bedoeld voor de start van een nieuw restaurant en voor de terugbetaling van leningen. Ook zijn in eerste aanleg stukken overgelegd die deze verklaring onderbouwen zoals een verklaring van de boekhouder, de omzetstaten die overeenkomen met de verklaring van de boekhouder, twee leningsovereenkomsten en een verklaring van de zoon die stelt maandelijks contant geld afkomstig uit zijn eigen restaurant aan zijn vader en moeder te geven. Ook is een huurovereenkomst van de ruimte voor het nieuwe restaurant overgelegd.
De restauranthouder heeft daarmee volgens het hof een verklaring gegeven voor de herkomst van de aangetroffen contanten die voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Het was daarom aan het OM om nader onderzoek daarnaar te verrichten en dat is niet gebeurd. Volgens het hof heeft dat tot gevolg dat niet worden geconcludeerd dat het niet anders kan zijn dat het aangetroffen geld afkomstig is uit misdrijf, zodat verdachte moet worden vrijgesproken.
Hof Amsterdam 5 september 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2047
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2023:2047