Verdachte wordt verweten dat hij in Nederland een onjuiste of onvolledige aangifte inkomstenbelasting heeft gedaan over de jaren 2011 tot en met 2014. Met de verdediging is de Rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat de verdachte in die periode fiscaal inwoner van Nederland en daarmee belastingplichtig was. Aangezien de officier van justitie ter zitting verder geen nadere onderbouwing heeft gegeven en om die reden niet voldoende concreet kan worden vastgesteld in hoeverre verdachte in zekere periodes daadwerkelijk gedurende langere tijd in Nederland verbleef en als belastingplichtige kon worden aangemerkt, is verdachte door de Rechtbank vrijgesproken.

Verdachte wordt daarnaast verweten dat hij geldbedragen van (in totaal) € 1.095.817 zou hebben witgewassen. Die geldbedragen zijn, kort gezegd, opgebouwd uit geldstromen vanuit het buitenland (Jordanië) waarvan de herkomst onduidelijk is, en uit contante stortingen op bankrekeningen waarover verdachte kon beschikken. Allereerst overweegt de rechtbank dat er geen rechtstreeks verband kan worden gelegd tussen voornoemde geldstromen en een bepaald misdrijf, maar dat wel sprake is van een vermoeden van witwassen nu verdachte er een luxe levensstijl op nahield en vaak contante stortingen deed, terwijl hij geen regulier inkomen of eigen vermogen had.

Gelet op dit witwasvermoeden verlangde de Rechtbank een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van genoemde geldstromen. Verdachte heeft van meet af aan verklaard dat het geld afkomstig was uit leningen en van zijn in Jordanië wonende vader. Ten aanzien van de verklaring van verdachte over de vanuit Jordanië naar Nederland overgeboekte geldbedragen overweegt de Rechtbank dat deze niet voldoende concreet en verifieerbaar is, aangezien verdachte niet meer heeft aangegeven dan dat die geldbedragen i) de terugboeking van de geleende geldbedragen betroffen en ii) dat de geldbedragen afkomstig waren van zijn zeer vermogende vader. De Rechtbank overweegt voorts dat de herkomst van de via een wisselkantoor uit Jordanië overgemaakte geldbedragen geenszins door verdachte inzichtelijk is gemaakt. Verdachte heeft volgens de Rechtbank geen aanknopingspunten gegeven om zijn verklaring te kunnen verifiëren. Dat de geldbedragen die zijn overgeboekt vanuit Jordanië en de grote contante geldbedragen van zijn vader een legale herkomst hebben staat daarmee naar het oordeel van de rechtbank dan ook geenszins vast.

Nu een concrete en min of meer verifieerbare verklaring voor de herkomst van de geldbedragen ontbreekt, is de Rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte dit ook wist. Gezien het voorgaande acht de Rechtbank gewoontewitwassen bewezen verklaard, tevens gelet op de langere periode waarover verdachte zich hieraan heeft schuldig gemaakt.

De Rechtbank acht een gevangenisstraf van 12 maanden passend. Daarbij is rekening gehouden met ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, alsook dat sprake is van een schending van de redelijke termijn.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2019:2895