Op 18 september 2019 heeft de NVWA een controle uitgevoerd in een pand. Omdat er signalen waren dat de Opiumwet werd overtreden, waren daarbij ook een aantal politieambtenaren aanwezig. De bevindingen van de doorzoeking zijn opgenomen in een bestuurlijke rapportage die aan de burgemeester van Zwolle is verstrekt. Op basis van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester geconcludeerd dat de appellant in kwestie vanuit het pand goederen verkoopt die zijn bestemd voor illegale hennepteelt. Hij heeft daarom aan appellant een last onder bestuursdwang opgelegd om de overtreding van artikel 11a van de Opiumwet te beëindigen. Bij een controle zijn er geen onrechtmatigheden meer aangetroffen. Bij vonnis van 18 maart 2021 heeft de politierechter appellant in een strafrechtelijke procedure vrijgesproken van overtreding van artikel 11a van de Opiumwet. Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld, waardoor de vrijspraak onherroepelijk is. In de zaak bij de Raad van State staat onder andere de vraag centraal of de strafrechtelijke vrijspraak ook in het bestuursrecht door zou moeten werken.
Rechtbank Overijssel heeft geoordeeld dat de vrijspraak door de politierechter niet in de weg staat aan het in stand laten van de last onder bestuursdwang. De Raad van State stelt vervolgens dat zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, er in dit geval samenhang bestaat tussen de strafrechtelijke en de bestuursrechtelijke procedure, omdat de tenlastelegging waarvan de politierechter appellant heeft vrijgesproken gebaseerd is op feiten die hebben geleid tot het besluit tot het opleggen van de last onder bestuursdwang.
Aan de last onder bestuursdwang heeft de burgemeester namelijk ten grondslag gelegd dat hij het aannemelijk acht dat appellant zich schuldig maakt aan overtreding van artikel 11a van de Opiumwet, terwijl de politierechter het in een later stadium niet bewezen heeft geacht dat appellant deze bepaling heeft overtreden. De rechtbank heeft echter volgens de Raad van State terecht geoordeeld dat de burgemeester tot een andere conclusie mocht komen dan de politierechter, omdat hij zijn besluit voor een belangrijk deel heeft gebaseerd op informatie waarover de politierechter niet beschikte, namelijk het politierapport. Hierbij heeft de rechtbank volgens de Raad van State terecht betrokken dat in het politierapport is onderbouwd dat de aangetroffen goederen geschikt zijn voor grootschalige en professionele hennepteelt, terwijl de politierechter wegens het ontbreken van deze onderbouwing appellant heeft vrijgesproken. Met dit oordeel heeft de rechtbank geen twijfel doen ontstaan over de juistheid van de vrijspraak van wat appellant in de strafzaak werd verweten.
Gelet op het bovenstaande is volgens de Raad van State geen sprake van strijd met de onschuldpresumptie zoals neergelegd in artikel 6, tweede lid, van het EVRM. Het betoog slaagt niet.
Raad van State 8 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1958
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2024:1958