Rechtbank Overijssel heeft op 13 januari 2025 een verdachte vrijgesproken van het opstellen en gebruiken van valse documenten in een belastingzaak. De verdachte werd ervan verdacht een valse factuur te hebben opgesteld en deze, samen met een suppletieaangifte, aan de Belastingdienst te hebben verstrekt om ten onrechte € 40.892 aan voorbelasting terug te vorderen.
In januari 2020 dient verdachte een aangifte omzetbelasting in voor het vierde kwartaal van 2019, waarin hij € 41.343 aan voorbelasting terugvroeg. Kort daarna wordt een tweede aangifte voor dezelfde periode ingediend, maar nu met een teruggaafverzoek van slechts € 451. De inspecteur legt vervolgens een naheffingsaanslag van € 40.892 op. De verdachte dient hiertegen een bezwaarschrift in, ondersteund door een suppletieaangifte en een factuur van 12 december 2019, waarin een BTW-bedrag van € 37.800 is opgevoerd.
Volgens de rechtbank zijn de factuur en het in de suppletieaangifte opgegeven bedrag aan voorbelasting vals. De rechtbank merkt echter op dat een tegen een belastingaanslag gericht bezwaarschrift als zodanig, voor zover dat bezwaarschrift ertoe strekt het bedrag van aanslag tot bepaald bedrag te verminderen, geen bewijsbestemming in de zin van art. 225 Sr toekomt. Bovendien komt de rechtbank tot vrijspraak omdat de betrokkenheid van verdachte niet is komen vast te staan.
De boekhouder heeft verklaard dat hij de suppletieaangifte heeft ingediend en daarvoor de stukken heeft opgevraagd bij verdachte. De betreffende factuur heeft hij ontvangen van verdachte of van een derde, maar hij was niet op de hoogte dat deze onjuist was. De verdachte zelf heeft geen verklaring afgelegd. De rechtbank merkt op dat er geen onderzoek was verricht naar het IP-adres van de indiener van de suppletieaangifte of naar de geldstromen die mogelijk de betrokkenheid van de verdachte konden aantonen. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of de verdachte op de hoogte was van de valsheid of hieraan had meegewerkt.
De rechtbank benadrukt dat voor een veroordeling voor valsheid in geschrifte (art. 225 Sr) of voor belastingfraude (art. 68 jo. 69 AWR) opzet is vereist, maar dat opzet in deze zaak niet kan worden bewezen. De rechtspraak de verdachte daarom integraal vrij.
Rechtbank Overijssel 13 januari 2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:137
ECLI:NL:RBOVE:2025:137, Rechtbank Overijssel, 81.227057.22 (P)