Verdachte wordt in deze zaak – kort gezegd – vervolgd voor het valselijk opmaken van een brief ‘van de fiscus’ en het opzettelijk gebruik maken van valse documenten door deze aan de belastingrechter en de Belastingdienst aan te bieden. Hof Den Bosch spreekt de verdachte van alle ten laste gelegde feiten vrij.

De verdachte wordt ervan verdacht dat hij een brief, die moest doorgaan als brief van de Belastingdienst, zou hebben vervalst, door onder meer een handtekening te plaatsen en/of een tekst toe te voegen. Ten aanzien van het technische rapport waaruit zou moeten blijken dat het zou gaan om valse brieven, overweegt het hof dat niet kan worden vastgesteld dat daadwerkelijk de originele versie van de brief is onderzocht. Het is ook mogelijk dat een kleurenkopie ervan is onderzocht. Als het gaat om een kleurenkopie dan zouden de geconstateerde afwijkingen, die betrekking hebben op de printtechniek, ook daaruit kunnen worden verklaard. Het technisch onderzoek vormt echter een belangrijke schakel in de bewijsketen. Gelet hierop kan het hof niet boven redelijke twijfel vaststellen dat de relevante brief een vals of vervalst document is.

Daarnaast kan het hof op basis van de stukken in het dossier niet boven redelijke twijfel vaststellen dat de verdachte wist dat de aan de belastingrechter en de Belastingdienst overgelegde documenten vals dan wel vervalst waren en dat hij deze documenten opzettelijk als echt en onvervalst heeft gebruikt.

Het Hof komt dan ook tot een integrale vrijspraak.

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 12 april 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1195.