Betrokkene (tevens medeverdachte) bemiddelt namens zijn onderneming bij de aankoop van een olietanker door een Nigeriaans bedrijf van $ 21 miljoen. Na de aankoop ontving de onderneming hiervoor een provisie van 1%. De CEO van het Nigeriaanse bedrijf dat de olietanker kocht heeft betrokkene na de aankoop geïnstrueerd om vier personen ieder $ 10.000 per persoon te betalen aangezien zij veel (over)werk in het project hadden gestopt. Dit bedrag is uiteindelijk door de onderneming van betrokkene aan deze personen overgemaakt. Om deze betalingen in de administratie van de onderneming te verantwoorden, heeft betrokkene daarin een viertal facturen op laten nemen. Volgens het Openbaar Ministerie is sprake geweest van niet-ambtelijke omkoping en valsheid in geschrifte.

Volgens het Openbaar Ministerie kwalificeren de betalingen van de bedragen ad $ 10.000 als giften in de zin van artikel 328ter lid 2 Sr en is er dus sprake van niet-ambtelijke omkoping. Rechtbank Oost-Brabant overweegt echter dat als gift wordt aangemerkt, een betaling die gedaan wordt zonder dat daar werkzaamheden tegenover staan. Nu er in casu wel degelijk door de betreffende personen, die de bedragen hebben ontvangen, werkzaamheden zijn verricht ten behoeve van de aankoop van de olietanker, is volgens de rechtbank niet bewezen dat sprake is geweest van giften. Evenmin is bewezen dat de onderneming redelijkerwijs had moeten aannemen dat het viertal personen de betalingen in strijd met de goede trouw hebben verzwegen of zouden verzwijgen tegenover hun werkgever. Volgens de rechtbank staat immers vast dat de onderneming die betalingen op instructie van de CEO heeft gedaan, aangezien dit volgt uit verschillende verklaringen. De rechtbank spreekt de verdachte derhalve vrij van omkoping.

In de facturen is vermeld dat de betaling wordt gedaan als vergoeding voor “professionele diensten verleend in verband met het verlenen van transactie-ondersteunende dienstverlening”. De omschrijving geeft daarmee volgens de rechtbank een waarheidsgetrouw beeld van de situatie. De facturen zijn aldus volgens de rechtbank niet in strijd met de waarheid opgemaakt. Ook ten aanzien van dit feit spreekt de rechtbank verdachte integraal vrij.

Rb. Oost-Brabant 18 juli 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:3633

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOBR:2023:3633