Een 60-jarige vrouw zag haar bankrekeningen het middelpunt worden van een groot witwasonderzoek. Tussen 2016 en 2020 stroomde meer dan € 4,5 miljoen aan verdachte geldbedragen door haar rekeningen, afkomstig van een slachtoffer dat door haar vriendin en tevens medeverdachte zou zijn opgelicht. De vrouw stelde meerdere rekeningen – waaronder die van haar overleden moeder – ter beschikking, zonder volgens haarzelf te weten dat het geld een illegale herkomst had.
De zaak kwam aan het licht toen de politie in 2020 via een onderzoek naar criminele geldstromen ontdekte dat een slachtoffer grote sommen geld had overgemaakt naar bankrekeningen die toebehoorden aan de verdachte. Het slachtoffer bleek door de medeverdachte te zijn opgelicht en had het geld overgemaakt op diens verzoek. Verdachte had haar eigen rekeningen en die van haar overleden moeder ter beschikking gesteld aan de medeverdachte, waardoor deze over het geld kon beschikken.
De verdediging stelde dat de verdachte geen opzet had op het witwassen, omdat zij volledig vertrouwde op de verklaringen van de medeverdachte over de herkomst van het geld. Volgens de verdediging ging de verdachte ervan uit dat het geld bestemd was voor levensonderhoud en dat het slachtoffer hierover belasting had betaald. Bovendien werd betoogd dat de verdachte slechts over een deel van het geld beschikkingsmacht had en niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de overige bedragen.
Rechtbank Den Haag volgde de verdediging in haar betoog dat er geen sprake was van opzet, maar oordeelde wel dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geld een illegale herkomst had. Daarmee is sprake van schuldwitwassen. De verdachte had gedurende een langere periode grote geldbedragen ontvangen, soms via rekeningen die zij specifiek voor dit doel had geopend. De bedragen waren aanzienlijk hoger dan wat gebruikelijk is voor normaal levensonderhoud en verdachte had onvoldoende vragen gesteld over de herkomst of noodzaak van deze geldstromen. De rechtbank benadrukte dat de verdachte beter had moeten nadenken, vooral naarmate de bedragen opliepen en de transacties zich herhaalden.
De rechtbank veroordeelde de verdachte voor medeplegen van schuldwitwassen tot een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van één jaar.
Rechtbank Den Haag 24 december 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:21947
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:21947