Nadat aan belanghebbende een informatiebeschikking is opgelegd wegens ernstige gebreken in de administratie, waartegen geen bezwaar is gemaakt, is een navorderingsaanslag inkomstenbelasting over 2007 opgelegd, alsmede een vergrijpboete ex art. 67e AWR in verband met gecorrigeerde inkomsten uit hennepteelt (welke inkomsten niet in de aangifte IB/PVV waren verantwoord).

De inspecteur stelde ten aanzien van de boete met betrekking tot de verzwegen inkomsten uit hennepteelt, dat sprake was van voorwaardelijke opzet. Het Hof oordeelt dat de inspecteur slechts heeft vastgesteld dat ter zake van de hennepactiviteiten geen administratie is bijgehouden en dat de daarmee behaalde inkomsten niet zijn aangegeven. Daarmee zijn nog geen feiten of omstandigheden aangedragen die het verwijt kunnen schragen dat belanghebbende willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het niet aangeven van de opbrengst uit hennepteelt tot gevolg zou kunnen hebben dat te weinig belasting wordt geheven en dat belanghebbende zich van dit laatste bewust was. De inspecteur voldeed dus niet aan de op hem rustende bewijslast ten aanzien van het voorwaardelijke opzet. Hij heeft niet (subsidiair) gesteld dat sprake was van grove schuld, zodat deze boete komt te vervallen. De boeten die werden opgelegd wegens andere correcties blijven wel in stand omdat ten aanzien daarvan wel aannemelijk is dat sprake is van opzet.

Ten aanzien van de navorderingsaanslag zelve oordeelt het Hof dat belanghebbende betrokken is bij hennepteelt en/of handel. Omdat sprake is van een onherroepelijke informatiebeschikking, treedt de bewijsrechtelijke sanctie van omkering en verzwaring van de bewijslast in hetgeen – volgens het Hof – de gehele navorderingsaanslag raakt. Belanghebbende heeft niet doen blijken dat deze navorderingsaanslag te hoog is en het Hof is van oordeel dat de inspecteur daaraan een redelijke, beargumenteerde en inzichtelijke schatting ten grondslag heeft gelegd, zodat deze niet willekeurig is.

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 12 juni 2015

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHSHE:2015:2126