Middels camerabeelden is geconstateerd dat op twee achtereenvolgende dagen met een personenauto, welke volgens de kentekenregistratie was opgenomen in de handelsvoorraad van belanghebbende, zonder handelaarskentekenplaten gebruik is gemaakt van de openbare weg. Naar aanleiding hiervan heeft de inspecteur aan belanghebbende twee naheffingsaanslagen opgelegd, alsmede twee verzuimboeten van € 425.

In geschil is of de naheffingsaanslagen en de verzuimboeten terecht zijn opgelegd.

Belanghebbende stelt onder meer dat de handelaarskentekenplaten wel in de auto aanwezig waren, maar dat hij niet wist dat ze over de originele platen heen moesten worden bevestigd en dat hierover telefonisch contact is geweest met de RDW. Belanghebbende acht het voorts onredelijk dat hij over vrijwel hetzelfde tijdvak tweemaal een naheffing met boete opgelegd heeft gekregen en dat hij pas na 7 maanden hierover bericht  heeft gekregen. Tot slot acht hij het gebruik van de camera’s door de inspecteur onrechtmatig en voert belanghebbende aan dat hij door deze wijze van controleren niet de mogelijkheid heeft zijn vergissing te corrigeren en daarmee naheffing en boeten te voorkomen.

De Rechtbank overweegt dat nu belanghebbende de auto op het moment van de constateringen tot zijn bedrijfsvoorraad rekende en de handelaarskentekenplaten niet op de daarvoor bestemde plaats op de auto waren bevestigd, niet aan de voorwaarden is voldaan. De inspecteur heeft dus terecht naheffingsaanslagen opgelegd.

Dat belanghebbende het onredelijk vindt dat hij over vrijwel hetzelfde tijdvak twee naheffingsaanslag en boeten heeft gekregen, maakt niet dat een van de naheffingsaanslagen zou moeten worden vernietigd. Evenmin treft de stelling van belanghebbende dat door de gehanteerde wijze van controleren hij niet de mogelijkheid heeft gehad zijn vergissing te corrigeren, doel, want ook bij een fysieke controle zou het belastbare feit zich dan al hebben voorgedaan en was de belasting reeds verschuldigd. Naar het oordeel van de Rechtbank mag de inspecteur gebruikmaken van de camerabeelden die – aldus de Rechtbank – afkomstig zouden zijn van de politie. Dat de aanslag na 7 maanden is opgelegd is naar het oordeel van de Rechtbank wellicht traag, maar wel binnen de wettelijke termijn van 5 jaren.

Belanghebbendes stelling dat hij de RDW heeft gebeld met de vraag of er regels zijn met betrekking tot de plaats waar de kentekenplaten bevestigd moeten worden en dat daarop werd geantwoord dat daar geen regels voor zijn, maakt niet dat sprake is van afwezigheid van alle schuld. Belanghebbende heeft immers erkend dat hij beschikte over de informatiemap van de RDW en daarin zijn de regels omtrent de bevestiging van de kentekenplaten te vinden.

De Rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Rechtbank Den Haag 5 augustus 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:9252

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2016:9252