Belanghebbende exploiteert een onderneming die is gespecialiseerd in autoverhuur, maar voert ook reparaties aan auto’s uit. Belanghebbende heeft gebruik gemaakt van de weg waarbij hij een handelaarsplaat van een naburig bedrijf heeft geleend. Het originele kenteken dat bij de auto behoorde stond op naam van belanghebbende maar was al anderhalf jaar daarvoor geschorst en bij de RDW afgemeld als “voertuig geëxporteerd”. Er heeft echter geen registratie in een ander land plaatsgevonden.

De inspecteur heeft aan belanghebbende over de periode 25 december 2015 tot en met 24 december 2016 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd van € 2.879 en een verzuimboete van € 2.879. Belanghebbende bestrijdt zowel de naheffingsaanslag als de verzuimboete.

Belanghebbende heeft ten aanzien van de verzuimboete primair gesteld dat sprake is van afwezigheid van alle schuld (‘avas’) nu hij in de hoedanigheid van handelaar specifiek voor dit geval het handelaarskenteken kon gebruiken. Het Hof verwerpt deze stelling, reeds omdat het belanghebbende in casu niet was toegestaan om het handelaarskenteken van het naburige bedrijf te gebruiken voor een rit in verband met de mogelijke verkoop van zijn privéauto. Ook de stelling dat de wetgeving rond handelaarskentekens complex is kan niet tot het oordeel leiden dat sprake is van avas, temeer nu belanghebbende in het verleden zelf over een handelaarskenteken heeft beschikt en uit dien hoofde mag worden verondersteld bekend te zijn met de daarvoor geldende regels.

Subsidiair heeft belanghebbende betoogd dat sprake is van een wanverhouding tussen de ernst van het feit en de opgelegde boete. Het Hof volgt belanghebbende hierin niet. Belanghebbende was, als vermeld, volgens het Hof op de hoogte van de regels voor handelaarskentekens. Hij is op Eerste Kerstdag 2016 aangetroffen op de openbare weg in zijn privéauto, die op dat moment reeds anderhalf jaar bij de RDW geregistreerd stond als geëxporteerd. Bovendien was de auto ten tijde van de controle voorzien van een handelaarskenteken dat niet aan belanghebbende maar aan het naburig bedrijf toebehoorde, terwijl belanghebbende de auto op dat moment gebruikte voor een privéaangelegenheid.

Ter zitting in hoger beroep heeft belanghebbende zich ook nog op het standpunt gesteld dat sprake is van een pleitbaar standpunt. Het Hof acht het standpunt van belanghebbende, dat het zou zijn toegestaan om een handelaarskenteken dat toebehoort aan een ander te gebruiken voor een privéaangelegenheid juridisch niet pleitbaar. Het Hof acht een boete van 100% passend en geboden. Van een wanverhouding is geen sprake.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2020:1795