Belanghebbende is exploitant van een taxibedrijf. Aan hem is op 25 april 2013 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. Tegelijkertijd is een verzuimboete opgelegd van € 50 wegens het niet betalen van belasting en een verzuimboete van € 61 wegens het niet doen van aangifte. De naheffingsaanslag en de verzuimboete wegens het niet betalen van belasting zijn door de inspecteur ambtshalve vernietigd.

Door de inspecteur is op 11 augustus 2011 aan belanghebbende medegedeeld dat hij vanaf 1 januari 2012 voor zijn aangifte omzetbelasting, geen ontheffing meer zal verkrijgen voor het doen van digitale aangifte. Belanghebbende heeft vervolgens niet langs elektronische weg aangifte gedaan. Hij is van mening dat eerder aan hem kenbaar had moeten worden gemaakt dat hij de aangifte digitaal had moeten doen. Het Hof is van oordeel dat belanghebbende onvoldoende heeft onderbouwd waarom bij hem het gerechtvaardigde vertrouwen zou zijn gewekt dat hij ook vanaf 1 januari 2012 nog op papier aangifte kon doen. Door de inspecteur is bij brief van 11 augustus tijdig kenbaar gemaakt dat belanghebbende geen papieren aangifte meer kon doen. Indien sprake zou zijn geweest van eventueel opgewekt vertrouwen, dan is dat vertrouwens volgens het Hof middels die brief tijdig opgezegd.

Volgens het Hof is ook niet gebleken dat in strijd met de wet of de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is gehandeld. Het Hof oordeelt dat de verzuimboete van € 61 voor het niet doen van aangifte passend en geboden is.

Hof Amsterdam, 14 oktober 2015

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2015:4100