Belanghebbende heeft aangifte bpm gedaan voor de registratie van een kampeerauto, afkomstig uit Duitsland. De inspecteur heeft belanghebbende medegedeeld dat er te weinig bpm is voldaan en heeft een naheffingsaanslag bpm opgelegd waarbij is uitgegaan van de forfaitaire afschrijvingstabel omdat de kampeerauto niet voorkomt op enige actuele koerslijst. De hoogte van de naheffingsaanslag bedraagt € 2.555 en de opgelegde verzuimboete bedraagt € 255.
Belanghebbende heeft eerst ter zitting, zonder dit verder cijfermatig te concretiseren, gesteld dat de naheffingsaanslag op een te hoog bedrag is berekend, omdat de inspecteur is uitgegaan van de kale nieuwprijs. De Rechtbank is van oordeel dat niet valt in te zien om welke reden belanghebbende niet eerder een cijfermatige onderbouwing heeft aangevoerd in de procedure. De Rechtbank acht de beroepsgrond derhalve tardief en neemt deze niet in behandeling.
De Rechtbank overweegt dat op grond van het BBBB de inspecteur een verzuimboete van 10% kan opleggen, ingeval de belasting die op aangifte moet worden voldaan niet door de belastingplichtige wordt betaald. In het geval sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas) of een pleitbaar standpunt, wordt geen verzuimboete opgelegd.
De enkele stelling van belanghebbende dat hij meende in het licht van het EU-recht een juiste aangifte te doen, is daarvoor onvoldoende. Belanghebbende heeft naar het oordeel van de Rechtbank in dit verband verder geen feiten of omstandigheden gesteld en ook anderszins is de Rechtbank niet gebleken dat sprake is van een pleitbaar standpunt of van avas. De Rechtbank acht de opgelegde verzuimboete van 10% passend en geboden.
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2018:8358