Aan belanghebbende, een Nederlands ingezetene, is een naheffingsaanslag en verzuimboete opgelegd voor het gebruik maken van de weg met een motorrijtuigen met buitenlands kenteken.

Tijdens een controle op 24 november 2016 is door de politie geconstateerd dat belanghebbende met een personenauto, met een Duits kenteken, gebruik heeft gemaakt van de weg in Nederland. Er was geen motorrijtuigenbelasting betaald.

De inspecteur heeft vervolgens een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd voor het tijdvak 3 september 2013 tot en met 24 november 2016. De nageheven belasting bedraagt € 2.951 en de verzuimboete bedraagt eveneens € 2.951. In geschil is onder meer of de verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

Belanghebbende heeft het gebruik van de openbare weg erkend en daarmee is de boete in beginsel gerechtvaardigd. Belanghebbende heeft aangevoerd dat de boete moet worden gematigd omdat zij een bijstandsuitkering heeft en zij een netto inkomen van ongeveer € 1.400 per maand heeft. Voorts is aangevoerd dat het bedrag van de boete niet in overeenstemming is met het Unierecht, omdat er geen bewijs is dat zij meer dan 1 dag gebruik heeft gemaakt met de auto, terwijl de boete is berekend op basis van de naheffing over 3 jaar.

De Rechtbank overweegt dat het uitgangspunt is dat de boete 100% bedraagt van het bedrag dat aan belasting niet (of gedeeltelijk niet) is betaald en zulks ook geldt indien het bedrag van die belasting is komen vast te staan met toepassing van een berekeningsregel, waartegen belanghebbende tegenbewijs kan leveren. Dit laat echter onverlet dat het aan de rechter is om te beoordelen of de in een concreet geval opgelegde boete passend en geboden is, gelet op alle omstandigheden van het geval. Daarbij weegt de Rechtbank mee dat de vaststelling van de boetegrondslag is gestoeld op een berekeningsregel die een (weerlegbaar) vermoeden inhoudt. Ook weegt de rechter de financiële omstandigheden mee.

In de omstandigheden ziet de Rechtbank aanleiding om de verzuimboete op € 500 vast te stellen. Omdat de redelijke termijn is overschreden matigt de Rechtbank de boete (verder) tot € 475.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2019:1878