Aan verdachte  is, voor zover na terugwijzing aan het oordeel van het Hof onderworpen, tenlastegelegd dat verdachte een of meer geldbedragen (te weten € 102.000 en / of € 231.300) heeft witgewassen.

Het Hof oordeelt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en witwassen. Uit hoofde van zijn functie als bewindvoerder van zijn tante heeft verdachte voor de Belastingdienst verzwegen dat er grote geldbedragen op Luxemburgse bankrekeningen stonden. Verdachte heeft deze ‘zwarte’ geldbedragen vervolgens contant opgenomen en aan zijn moeder overhandigd. Verdachte heeft volgens het Hof in het kader van de invulling van zijn rol als bewindvoerder niet correct gehandeld. Het Hof oordeelt dat verdachte door zo te handelen onder meer de integriteit van het financiële en economische verkeer heeft geschaad. Door zijn handelen worden opbrengsten van misdrijven aan het zicht van de overheid onttrokken en wordt daaraan een schijnbare legale herkomst verschaft.

Het Hof heeft daarbij het beroep van verdachte op de afgeleide werking van de inkeerregeling van 69 AWR ten aanzien van het door verdachte gepleegde witwassen van geschonken zwart geld afgewezen.  Volgens het Hof komt de moeder van verdachte namelijk geen beroep op de inkeerregeling toe. De Belastingdienst was immers al op de hoogte van de schenking voordat de moeder van verdachte openheid van zaken had gegeven, namelijk doordat een derde de dienst hierover had ingelicht. Volgens het Hof is ‘de inkeer’ daarom te laat, en heeft dit tot gevolg dat evenmin  verdachte als ‘afgeleid spijtoptant’ een beroep op de inkeerregeling toekomt.

Daarnaast stelt het Hof vast dat verdachte, anders dan hij thans tegenover het Hof heeft verklaard, in zijn eerdere verklaringen heeft aangegeven dat hij de aangifte van de schenking tegenover de Belastingdienst volledig aan zijn moeder heeft overgelaten. Hij heeft hierover onder meer verklaard dat hij dat probleem bij zijn moeder had neergelegd, dat zijn moeder dat verder zou regelen en dat zijn moeder het vervolgens bij de Belastingdienst heeft gemeld naar aanleiding van een telefoontje van de Belastingdienst. De moeder van verdachte heeft volgens het Hof ook nimmer verklaard dat zij door hem zou zijn bewogen tot het doen van aangifte van de schenking bij de Belastingdienst. Zij heeft met het doen van aangifte gewacht tot haar zus was overleden. Het Hof acht daarmee niet aannemelijk dat verdachte de inkeer zou hebben bevorderd.

Gelet op het voorgaande veroordeelt het Hof  verdachte tot een taakstraf van 180 uur.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 21 juli 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:6347

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2017:6347