Hof Arnhem-Leeuwarden heeft verdachte veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest voor het in vereniging, op grote schaal, helen en witwassen van gestolen auto’s en gestolen onderdelen, en voor het feitelijk leiding geven aan grootschalige Btw-fraude.

Na aanvang van de strafvervolging ter zake van de Btw-fraude is door de Belastingdienst aan de verdachte een bestuurlijke boete opgelegd. Volgens de verdediging had beter overleg tussen het OM en de Belastingdienst moeten plaatsvinden. Om deze reden dient het OM volgens de verdediging niet-ontvankelijk te worden verklaard ter zake van de vervolging van de Btw-fraude. Het Hof is van oordeel dat dit verweer moet worden verworpen en heeft daartoe overwogen dat het OM tot strafvervolging is overgegaan en ook mocht overgaan voor die feiten die nog niet administratiefrechtelijk door de Belastingdienst waren afgedaan. Dat de Belastingdienst daarna nog een bestuursrechtelijke boete aan verdachte heeft opgelegd is niet aan het OM toe te rekenen en raakt niet aan de ontvankelijkheid van het OM in de strafvervolging. Bovendien is de door de Belastingdienst opgelegde boete nadien herzien en op nihil gesteld.

Het eerste middel klaagt over de verwerping van dit verweer. De Hoge Raad overweegt dat de klacht berust op de opvatting dat het ‘una via-beginsel’ zo moet worden uitgelegd dat een opgelegde bestuurlijke boete steeds aan strafvervolging in de weg staat, ook als op het moment waarop de bestuurlijke boete is opgelegd, de strafvervolging reeds is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting is begonnen. Die opvatting acht de Hoge Raad onjuist.

De Hoge Raad oordeelt dat het tweede middel – waarin wordt geklaagd over het feit dat medeplegen niet uit de gebezigde bewijsvoering kan worden afgeleid – terecht is voorgesteld en de bestreden uitspraak in zoverre niet naar de eis der wet met redenen is omkleed. Ook het derde middel dat zich richt tegen het oordeel van het Hof dat uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen dat alle in de bewezenverklaarde genoemde aangiften omzetbelasting onjuist zijn gedaan, slaagt. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Hof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Hoge Raad 6 oktober 2015

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2015:2978