Bij de FIOD is een melding binnengekomen dat A BV de omzetbelasting niet volledig zou hebben afgedragen. Naar aanleiding hiervan heeft de Belastingdienst een boekenonderzoek ingesteld. Hierbij is geconstateerd dat enige jaren onjuiste aangiften omzetbelasting zijn gedaan.

De administrateur van verdachte heeft verklaard dat in 2009 € 10.000 aan voorbelasting bij de aangifte omzetbelasting is bijgeteld. Daarnaast heeft de zelfstandig boekhouder van verdachte verklaard dat in 2009 met akkoord van verdachte bewust minder belasting is aangegeven door met de btw te schuiven. Dit vond eveneens plaats in 2010, 2011 en 2012. De boekhouder zou diverse keren bij verdachte erop aan hebben gedrongen om een suppletieaangifte in te dienen.

De accountant en opsteller van de jaarrekeningen 2011 en 2012 van A BV heeft verklaard dat bij de bespreking van de jaarrekeningen ook met verdachte is besproken dat er nog een suppletieaangifte van de omzetbelasting moest worden gedaan. Door de accountant AA is verder nog verklaard dat verdachte tegen hem heeft gezegd dat verdachte de suppletieaangiften niet wilde indienen omdat verdachte de cijfers niet vertrouwde.

Het Hof acht de verklaringen van de getuigen consistent, duidelijk en op wezenlijke punten met elkaar in overeenstemming. Het Hof overweegt dat verdachte door de getuigen erop is gewezen dat de aangiften omzetbelasting door A BV niet correct waren en dat om die reden suppletieaangiften moesten worden gedaan. Verdachte heeft dit op zijn beloop gelaten, omdat hij de conclusies van zijn adviseurs niet vertrouwde. Het Hof is van oordeel dat verdachte, in weerwil van de conclusies van zijn boekhouder en accountants, naar eigen zeggen meende dat de administratie niet betrouwbaar was en op grond van zijn ‘’zesde zintuig’’ telkens bewust minder omzetbelasting afdroeg dan door zijn adviseurs berekend. Nu verdachte ook geen suppletieaangiften indiende, maakt dat hij opzet heeft gehad op het doen van onjuiste aangiften en dus feitelijke leiding heeft gegeven aan het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting.

Het Hof veroordeelt verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 8 februari 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:955

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2017:955