Verdachte wordt ervan verdacht zich schuldig te hebben gemaakt aan witwassen en als feitelijk leidinggever van een stichting valsheid in geschrift en belastingfraude te hebben gepleegd.

Verdachte heeft zich naar het oordeel van de Rechtbank schuldig gemaakt aan (dan wel opdracht geven tot) het plegen van valsheid in geschrift en belastingfraude. De stichting, waarvan verdachte feitelijk leidinggever is, heeft de administratie valselijk opgemaakt door in de administratie een groot aantal donatiebevestigingen op te nemen, terwijl er in werkelijkheid geen donaties waren gedaan aan de stichting. De betalingen die aan de stichting zijn gedaan bleken in werkelijkheid betalingen te zijn van klanten ten behoeve van verrichte werkzaamheden.

Verdachte adviseerde zijn klanten betalingen te doen in de vorm van een donatie en deze zogenaamde ‘gift’ als aftrekpost op te voeren in de aangifte inkomstenbelasting. Aangezien het in werkelijkheid niet ging om een gift, hadden deze klanten geen recht op een belasting teruggave. Door de handelwijze van verdachte is er dan ook ten onrechte te weinig inkomstenbelasting geheven. De stichting maakte ook geen facturen op waardoor er eveneens geen omzetbelasting werd afgedragen over de verrichte werkzaamheden.

Verdachte is reeds eerder twee keer veroordeeld wegens frauduleus handelen, hetgeen de Rechtbank verdachte zwaar aanrekent. De Rechtbank gaat uit van een benadelingsbedrag van € 289.939. Ook neemt de Rechtbank mee dat verdachte zich eveneens schuldig heeft gemaakt aan witwassen en in ruim 179 gevallen bewezen is verklaard dat sprake is geweest van frauduleus handelen.

De Rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

Rechtbank Oost-Brabant 31 oktober 2017, ECLI:NL:RBOBR:2017:5668

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOBR:2017:5668