De rechtbank Amsterdam heeft een verdachte veroordeeld tot 14 maanden gevangenisstraf voor het feitelijk leidinggeven aan het opzettelijk niet-afdragen van loonbelasting door een BV. De rechtbank achtte bewezen dat ruim € 462.000 aan loonheffingen bewust niet werd betaald terwijl het bedrijf voldoende middelen had, en dat de verdachte daarbij zeggenschap en feitelijke leiding uitoefende. Voor deelname aan een criminele organisatie werd de verdachte vrijgesproken wegens onvoldoende bewijs.

De feiten zijn als volgt. Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het feitelijk leidinggeven aan het opzettelijk niet betalen van de loonbelasting, het opzettelijk niet betalen van loonbelasting, en het deelnemen aan een criminele organisatie met het oogmerk op het plegen van misdrijven, te weten het opzettelijk niet betalen van de loonbelasting.

Het Openbaar Ministerie voert aan dat verdachte op papier geen leidinggevende functie heeft, maar dat hij wel als feitelijk leidinggever fungeerde. Volgens het Openbaar Ministerie blijkt dit uit diverse getuigenverklaringen. Daarnaast merkt het Openbaar Ministerie op dat sprake is van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen verdachte en de medeverdachte dat tot doel had om loonheffingsfraude mogelijk te maken (deelname criminele organisatie). De verdediging stelt zich juist op het standpunt dat verdachte werkte bij de rechtspersoon, waarbij hij salaris ontving en leiding gaf als werknemer.

De rechtbank oordeelt dat het opzet op het niet-afdragen van de loonbelasting door de rechtspersoon kan worden bewezen. De verschuldigde loonbelasting is niet betaald, terwijl de rechtspersoon wel over voldoende geld beschikte om de loonbelasting af te dragen. Daarnaast zijn wel andere betalingen gedaan, maar daarvan kan de zakelijkheid niet worden vastgesteld. Dit maakt dat, naar oordeel van de rechtbank willens en wetens de loonheffing steeds niet is betaald. Ten aanzien van het feitelijk leidinggeven van verdachte volgt dat getuigen verklaarden dat hij de ‘baas’ of ‘directeur/eigenaar’ was, arbeidscontracten tekende en werknemers aanstuurde. Verdachte had zeggenschap over wat er in het bedrijf gebeurde en was eindverantwoordelijke. De rechtbank is van oordeel dat bewezen is dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de strafbare gedragingen van de rechtspersoon. Voor deelname aan een criminele organisatie volgde echter vrijspraak. Hoewel sprake was van het niet betalen van verschuldigde loonbelasting voor een lange periode, kon er op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat sprake is van een organisatie met als oogmerk het plegen van misdrijven.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met oriëntatiepunten voor fraude, waarbij bij bedragen tussen € 250.000 en € 500.000 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 tot 18 maanden is geïndiceerd. Gelet op de ernst van het feit acht de rechtbank een gevangenisstraf van 14 maanden passend. Wel werd enigszins rekening gehouden met de ouderdom van het feit in strafmatigende zin.

Rechtbank Amsterdam 25 september 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:7276

ECLI:NL:RBAMS:2025:7276, Rechtbank Amsterdam, 81-324862-22