Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij opzettelijk onjuiste aangiften inkomsten- en omzetbelasting heeft gedaan. Verdachte handelde in de vorm van een eenmanszaak die (vooral horeca-gerelateerde) opleidingen en trainingen verzorgt. Hierbij worden bedrijven ingeschakeld die voor hem de opleiders en trainers inschakelen. Verdachte heeft zelf geen personeel in dienst.

Tijdens een door de Belastingdienst ingesteld boekenonderzoek bij verdachte is naar voren gekomen dat voor het geven van BHV-cursussen door verdachte facturen zijn verzonden waarop voor betaling de privé bankrekening van zijn partner (eveneens medeverdachte) staat vermeld. Dit bankrekeningnummer maakte geen deel uit van de gevoerde administratie. Uit berekeningen is gebleken dat het totale fiscale nadeel met het niet in de aangiften inkomsten- en omzetbelasting opnemen van de bedrijfsontvangsten die zijn binnengekomen op de privé bankrekening van zijn partner, € 254.344 bedraagt.

Naar het oordeel van de Rechtbank is de enkele omstandigheid dat verdachte zijn administratie jaarlijks naar een accountant bracht die vervolgens zijn aangifte inkomstenbelasting, eventuele suppleties aangifte omzetbelasting en de jaarrekening verzorgde, niet disculperend. De Rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte de accountant nimmer gewezen heeft op het feit dat hij de helft van zijn inkomsten op de privérekening van zijn partner liet binnenkomen. De Rechtbank is gelet op de feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte met zijn gedragingen – in elk geval – willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij telkens onjuist en onvolledig aangifte omzet- en inkomstenbelasting zou doen.

Hoewel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel aangewezen is, ziet de Rechtbank aanleiding om de maximale taakstraf op te leggen. De Rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat een langdurige gevangenisstraf verstrekkende gevolgen zou hebben nu verdachte een gezin heeft met minderjarige kinderen en hij de hoofdkostwinner is. Bovendien heeft verdachte nog een lopende legale onderneming en is hij niet eerder in aanraking met justitie geweest.

De Rechtbank veroordeelt verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met een proeftijd van 3 jaar. Voorts wordt verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur. De partner van verdachte is veroordeeld ter zake van schuldwitwassen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 3 jaar en een taakstraf van 60 uur.

Rechtbank Overijssel 13 februari 2017, ECLI:NL:RBOVE:2017:895

Rechtbank Overijssel 13 februari 2017, ECLI:NL:RBOVE:2017:909

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOVE:2017:895

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOVE:2017:909