In deze zaak is aan de voormalig bestuurder van het Slotervaartziekenhuis ten laste gelegd dat zij een bedrag van € 1,2 miljoen verduisterd zou hebben in dienstbetrekking. Daarnaast zou zij valse facturen hebben opgemaakt en gebruikt om de verduistering te verhullen.

Volgens het hof staat vast dat de voormalig bestuurder € 1 miljoen aan gelden van het ziekenhuis heeft gebruikt om twee facturen te voldoen ten behoeve van een nog te ontwikkelen resort in Turkije. De vraag of deze gelden wederrechtelijk zijn toegeëigend voor de financiering van een privéproject van de verdachte wordt door het hof bevestigend beantwoord. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting volgt dat bewijs dat binnen het bestuur een concreet voornemen bestond tot het starten en realiseren van het project in Turkije ontbreekt, aldus het hof. Bovendien volgt uit het dossier dat het project een privéproject was van de voormalig bestuurder. Het hof stelt dat als het project er een van het ziekenhuis was geweest, zoals de verdediging stelt, financiering door een derde partij niet voor de hand lag. Ook het verweer dat de voormalig bestuurder de afdeling administratie uitdrukkelijk heeft opgedragen om de facturen op de rekening-courant directie te boeken, zodat deze niet voor rekening van het ziekenhuis zouden komen, wordt verworpen door het hof.

Met betrekking tot de vermoedelijk valselijk opgestelde facturen oordeelt het hof dat de omschrijvingen op de facturen, kortgezegd voorschotten “zekerstelling” voor radiologiegoederen, niet overeenkomen met de bestemming van de betalingen, namelijk als aanbetaling en dekking voor de bankgarantie voor het nog te ontwikkelen resort. Zij zijn, gezien de initiërende rol van de voormalig bestuurder bij de formulering van die omschrijvingen, bewust gekozen om de hiervoor beschreven verduistering te verhullen. Dit kwalificeert als het valselijk doen opmaken van documenten, aldus het hof.

Ten aanzien van het bedrag van € 200.000 neemt het hof als vaststaand aan dat de voormalig bestuurder ‘haar’ vennootschap, aandelen in een derde bedrijf heeft laten verwerven. De aankoopkosten van € 200.000 zijn ten laste gekomen van het ziekenhuis en de aandelen zijn geleverd aan de vennootschap van de verdachte, niet aan het ziekenhuis. Ook was er voor de aankoop van de aandelen geen goedkeuring van de overige bestuurders en ontbreekt een formeel bestuursbesluit. Het wederrechtelijk toe-eigenen van de gelden door deze over te laten boeken vanaf de rekening van het ziekenhuis is daarmee bewezen.

Het Hof acht alle ten laste gelegde feiten bewezen verklaard. Alhoewel de feiten geruime tijd geleden hebben plaatsgevonden (in 2008), is het hof van oordeel dat gelet op de aard en de ernst daarvan en op de omvang van het verduisterde geldbedrag, alleen kan worden volstaan met een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Daar komt bij dat de voormalig bestuurder niet heeft aangegeven spijt te hebben. Het hof acht in beginsel een gevangenisstraf van twintig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, passend. Vanwege de omvangrijke overschrijding van de redelijke termijn legt het hof een gevangenisstraf op van achttien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk en een beroepsverbod voor de duur van vijf jaar.

Hof Amsterdam 20 oktober 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2439

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2023:2439