Belanghebbende staakt in 2015 zijn (IB-)onderneming. Als gevolg van de staking werden opstallen toebehorend aan de onderneming overgebracht naar privé. Belanghebbende geeft een stakingswinst aan van € 44.175. De inspecteur corrigeert in de aanslag onder andere de stakingswinst naar een bedrag van € 75.418 en legt een vergrijpboete van 50% op. In geschil is onder meer in hoeverre de stakingswinst terecht is gecorrigeerd en of de vergrijpboete terecht en voor het juiste bedrag is opgelegd.

De inspecteur heeft zich voor de te hanteren waarde van de opstallen in het economisch verkeer gebaseerd op een taxatierapport van een onafhankelijk taxateur van een datum die dicht bij de stakingsdatum ligt. Belanghebbende meent daarentegen dat de waarde van de opstallen gebaseerd dient te worden op de WOZ-waarde. Naar het oordeel van de Rechtbank is door belanghebbende onvoldoende onderbouwd dat de waarde in het economisch verkeer via een herleiding van de WOZ-waarde kan worden bepaald. De WOZ waardering is gebaseerd op landelijke gemiddelden en geeft geen rekenschap aan specifieke eigenschappen van het object, aldus de Rechtbank. Dat brengt ook mee dat de correctie van de stakingswinst ten aanzien van de opstallen niet te hoog is.

Wat betreft de vergrijpboete voert de inspecteur aan dat belanghebbende opzettelijk de (lagere) WOZ-waarde in de aangifte heeft aangehouden. Volgens de inspecteur heeft belanghebbende de opdracht gegeven tot het uitvoeren van een taxatie en was hij daardoor bekend was met de inhoud van het taxatierapport en de hogere waarde in het economische verkeer.

Naar het oordeel van de Rechtbank heeft de inspecteur daarmee niet aannemelijk gemaakt dat er sprake was van de vereiste bewustheid bij belanghebbende. Belanghebbende heeft verklaard dat hij van mening was dat de waarde uit het taxatierapport te hoog was. De Rechtbank acht daarbij van belang dat een adviseur nauw betrokken was bij de staking van de onderneming en de verwerking van de staking in de aangifte. Daarnaast is één van de uitgangspunten van het taxatierapport (het vierjarig pachtcontract) weggevallen, en is voor het bepalen van de hoogte van de stakingswinst afstemming gezocht met een adviseur waarvan niet is gesteld of gebleken dat deze niet voldoende deskundig of betrouwbaar is. Van belanghebbende kan dan niet worden geëist dat hij zich nader in de inhoudelijke aspecten van de toepasselijke belastingregelingen verdiept, aldus de Rechtbank. De door de inspecteur gestelde omstandigheden dat niet is gebleken dat belanghebbende met de taxateur een discussie is aangegaan over de hoogte van de waarde en dat tevens geen vooroverleg is gezocht, maken nog niet dat daarmee bij belanghebbende de benodigde bewustheid voor opzet aanwezig is. De boetebeschikking is derhalve vernietigd.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 24-07-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4843.